(al-Mamlaka al Maghribiya), koninkrijk in Noord-Afrika, begrensd door de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en Algerije, 458730 km2, 17 800 000 inw. Hoofdstad: Rabat.
FYSISCHE GESTELDHEID
RELIËF EN AFWATERING
Marokko kan in vier hoofdlandschappen worden ingedeeld:
1. Het Rifgebergte (tot 2500 m), dat evenwijdig loopt aan de Middellandse-Zeekust, een weinig toegankelijk gebied, opgebouwd uit kalken leisteen. De kust is steil en rotsig met weinig beschutte baaien.
2. Het Atlasvoorland met de westelijke laagvlakte, een plateau dat bij Dar el Beida (Casablanca) afdaalt naar de brede Atlantische kustvlakte (30—80 km breed). De kustvlakte is deels bevloeibaar.
3. Het Atlasstelsel, het binnenlandse massief van Marokko, te verdelen in Midden-Atlas, Hoge-Atlas en Anti-Atlas. De Midden-Atlas bestaat uit sterk verbrokkelde kalken zandsteen, deels bedekt met cederbossen. Tussen het Rifgebergte en de Midden-Atlas ligt de Poort van Taza en aan de voet van de Midden-Atlas de 200 km2 grote vlakte Kasbah Tadla (deels bevloeid). Ten zuiden van de Midden-Atlas bevindt zich de Hoge-Atlas (leisteen, graniet e.d.) met hoge toppen en diepe dalen, opmerkelijk door een rode kleur. Het westen (tot 4225 m) reikt tot in de oceaan (Kaap Rhiz). Het Siruamassief (2200 m) verbindt de Hoge-Atlas met de Anti-Atlas (tot 2500 m), die van vulkanische oorsprong is.
4. Het steppe-en woestijngebied ten oosten en ten zuiden van de Atlas, gekenmerkt door onherbergzame plateaus in het oosten. Naar het zuidoosten ligt een plateau-landschap, dat door een breuklijn gescheiden is van de Sahara.
De rivieren aan de zuidzijde van het Rifgebergte, Middenen Hoge-Atlas stromen door het Atlasvoorland en monden uit in de Atlantische Oceaan. In veel gebieden is geen oppervlaktewater, maar wel ondergronds water (artesisch water; oasen).
KLIMAAT
Marokko heeft een subtropisch klimaat met droge zomers en vochtige winters, maar er zijn vele plaatselijke verschillen door de aangrenzende zeeën. In de kustgebieden is de neerslag hoger dan in het binnenland. In het noordwesten komen veel overstromingen voor. De temperatuuruitersten aan de kusten gaan van 0 °C tot 40 °C, landinwaarts van -8 °C tot 50 °C. De gebergten hebben een meer continentaal klimaat. De plateaus ten oosten van de Atlas zijn heet en droog.
BEVOLKING
De bevolking bestaat vrijwel geheel uit gearabiseerde Berbers met kleine minderheidsgroepen van Europeanen, Toearegs en andere Afrikanen. De joodse bevolking is na de stichting van Israël bijna geheel geëmigreerd. De bevolkingsgroei is 2,8 %; 45,4 % is jonger dan 15 jaar. De spreiding is onregelmatig; ca. 39,5 % is geürbaniseerd. Het vochtigere westelijk deel is het dichtst bevolkt. Het bergachtige dorre oosten heeft minder dan 1 mln. inw.
In het westelijk deel is de bevolking geconcentreerd in oases en de steden. Dar el Beida heeft de meeste inwoners, daarna volgen Rabat, Marakesj en Fez.
TAAL
Arabisch is de officiële taal en wordt vooral in de stedelijke centra gesproken. De kennis van het Frans is nog zeer verbreid. Van de bevolking spreekt ca. 35 % een Berbertaal.
GODSDIENST
De soennitische islam is staatsgodsdienst; bijna alle Marokkanen zijn moslim. Van de 400 000 christenen zijn de meeste rooms-katholiek (aartsbisdom te Rabat en te Tanger). Er zijn nog ca. 30 000 joden.
COMMUNICATIE
Van de dagbladen verschijnen er vijf in Dar el Beida en vier in Rabat. De radio-en televisieuitzendingen worden verzorgd door de staatsomroep Radiodiffusion Télévision Marocaine. Hij zendt in diverse talen uit. Er zijn ca. 2 mln. Radio’s en 370000 televisies (in 1962 met uitzendingen begonnen).
ECONOMIE
Marokko voert sinds 1960 een planmatige ontwikkelingspolitiek. Het land is rijk aan mineralen en de industrie is in opkomst. Het plan 1973-77 is vooral gericht geweest op de secundaire sector, naast een uitbreiding van het aantal stuwdammen ten behoeve van de irrigatielandbouw. Ook is veel aandacht besteed aan het toerisme en beroepsonderwijs. In de industrie is veel werkeloosheid; veel arbeiders zijn naar West-Europa (m.n. Frankrijk) getrokken.
LANDBOUW. Van de beroepsbevolking werkt 70 % in de landbouw. Ca. 38 % van het areaal wordt als landbouwgrond of natuurlijk weidegebied benut. Van het totale akkerbouwareaal (7,7 mln. ha) ligt 1-2 mln. ha braak. Ca. 4 mln. ha is in gebruik voor granen, waarbij gerst en tarwe driekwart van het totale oppervlak innemen; daarnaast is maïs van belang. Ca. 600 000 ha hebben boomcultures, waarvan 25 % olijfbomen.
De voornaamste landbouwgronden (graan, rijst, groente, fruit, katoen, suikerbiet, wijnbouw) liggen in het Atlantisch kustgebied, waarheen in de oogsttijd vele seizoenarbeiders uit het zuidelijk Atlasgebied trekken. Het oude cultuurlandschap, zoals bij de Berbers in de Atlas, wordt gekenmerkt door veelal geterrasseerde en bevloeide akkers. Veeteelt van geiten en schapen is voor de Berbers een belangrijke nevenactiviteit. De bedrijfsgrootte is veelal klein (0,5—2 ha); het grootgrondbezit beslaat de helft van het areaal. Hervormingspogingen hebben maar beperkt resultaat geboekt.
VEETEELT
De veestapel is vooral in de droge periode 1972-73 aanzienlijk geslonken. Hij bestaat vooral uit schapen (16 mln.), geiten (6,8 mln.), rundvee (3,3 mln.) en kamelen, paarden en ezels als werken trekdieren. Wol en huiden zijn de voornaamste veeteeltprodukten, die in de huisnijverheid en in het kleinbedrijf worden verwerkt. BOSBOUW. Ca. 51600 km2 is bedekt met bos (kurken steeneik, ceder, thuja). Per jaar wordt ca. 35 000 t kurk geleverd (derde kurkproducent ter wereld). Ceder wordt gebruikt voor de meubelindustrie.
VISSERIJ
De visvangst langs de 1200 km lange Atlantische kust neemt sterk in betekenis toe. De steden Dar el Beida, Safi en Agadir hebben visconservenindustrie. In 1973 heeft de regering de territoriale wateren tot 70 mijl uitgebreid. ENERGIE. In 1973 kwam een gedeelte gereed van een door steenkool gevoede krachtcentrale (totale capaciteit 1,2 mrd. KWh). De elektriciteitscentrales worden beheerd door het Office National d’Électricité.
MIJNBOUW
De mijnbouw levert 35 % van de gehele exportwaarde en is dus van groot belang. Vooral de fosfaatwinning is van betekenis (derde producent ter wereld), waarbij Choeribga en Joessoefia centrale winplaatsen zijn. De winning geschiedt gedeeltelijk in dagbouw. Vooral het ruwe produkt wordt uitgevoerd. Kobalt wint men bij Boe Azzar, ijzer in Westen Noord-Marokko. Mangaan wordt gewonnen bij Boe Arfa, koper bij Blida.
De produktie van lood stijgt. Bij Dzjerada liggen steenkoolvelden. Marokko heeft kleine olievoorraden.
INDUSTRIE
Er is vooral verwerking van agrarische produkten, aardolieraffinage, textielindustrie, papier (7 % van het oppervlak met espartogras), houten lederverwerking. De industrie is geconcentreerd in de steden; Dar el Beida heeft 55 % van de bedrijven. Te Safi staat een groot chemischindustrieel complex. Raffinaderijen staan te Sidi Kacem en Mohammadia.
De fosfaatindustrie staat aan het begin van een grote ontwikkeling. Voor de eigen markt is vooral de levensmiddelenindustrie van belang (vruchtendranken, conserven van groente en vis, olijfolie, meel, suiker, tabak).
HANDEL
De import bestaat uit kapitaalgoederen, de export uit fosfaat, ertsen, zuidvruchten en conserven (o.a. vis). De belangrijkste handelspartner is Frankrijk. Het tekort op de handelsbalans wordt deels goedgemaakt door de inkomsten uit het toenemend toerisme.
VERKEER
Het wegennet, dat door de Fransen is aangelegd, is voor 25 % verhard (ca. 16 000 km.). Van de 1800 km spoorlijn, is ca. 700 km geëlektrificeerd. Dar el Beida is de handelshaven bij uitstek. Internationale luchthavens liggen bij Dar el Beida, Rabat, Tanger, Marrakesj en Agadir. Voor het toerisme wordt de capaciteit van de vliegvelden uitgebreid.
STAATSINRICHTING
Marokko is een souverein onafhankelijk koninkrijk, in 1956 gevormd uit twee vm. protectoraten en de internationale zone van Tanger.
BESTUUR
De koning is de hoogste burgerlijke en religieuze autoriteit. Er is een koninklijk kabinet, waarvan de koning voorzitter is. Een bij referendum in 1970 goedgekeurde nieuwe grondwet voorziet in een parlement van één kamer van 240 leden, gedeeltelijk rechtstreeks gekozen, gedeeltelijk gekozen door een kiescollege. Het land is ingedeeld in 19 provincies en 2 prefecturen.
RECHTSPRAAK
Het rechtsstelsel is een mengvorm van Frans en islamitisch recht. Het procesrecht is hoofdzakelijk van het Franse type. Het Hooggerechtshof (Madjlis el-Aala) bestaat uit vier kamers en zetelt in Rabat.
Er zijn drie hoven van appel (Fez, Dar el Beida, Marrakesj). Zij overkoepelen Sadadtribunalen, die kleine zaken behandelen, en regionale tribunalen, die hoger-beroepgevallen en grotere zaken behandelen. Marokko telt 14 arbeidstribunalen. Sinds 1965 is er een speciaal gerechtshof voor corruptiezaken.
MUNT
Op 17.10.1959 werd een nieuwe munteenheid ingevoerd: de dirham, die gelijk is aan 100 Marokkaanse franken. Koers op 20.8.1978: 1 dirham = f0,51 = BF7,4.
ONDERWIJS
Het aantal analfabeten wordt geschat op 50%. Onderwijs is verplicht van 7—13 jaar, maar aan die verplichting wordt door de helft van de leerplichtigen niet voldaan. De kwaliteit van het onderwijs laat nog veel te wensen over. Er zijn drie universiteiten, te Rabat (1957) en Fez (1961) en een islamitische universiteit (Karawine-universiteit).
DEFENSIE
De dienstplicht in Marokko duurt 18 maanden. Het leger beschikt over 73 000 man, verdeeld over de landmacht (65 000), marine (3000) en luchtmacht (5000). De paramilitaire macht heeft 30000 man in dienst.
LITT. M.Barbour, Morocco (1965); D.Noin, La population rurale au Maroc (2 dln. 1970); K.M. Johnson, Urbanization in Morocco (1973); H.Beguin, L’organisation de l’espace au Maroc (1974).
GESCHIEDENIS
Reeds in de prehistorie werd Marokko bewoond door de Berbers. Daarna stichtten de Feniciërs er enkele nederzettingen, die later onder het gezag van Carthago kwamen. In de le eeuw v.C. werd Noord-Marokko Romeins. De val van het Westromeinse Rijk werd gevolgd door invallen van enkele Germaanse stammen (5e eeuw), waarna het Oostromeinse (Byzantijnse) Rijk gedurende enige tijd de orde herstelde. In de 7e eeuw werd Marokko geïslamiseerd. De Berbers namen toen deel aan de Arabische verovering van Spanje.
Zij kwamen echter in opstand tegen het centrale Arabische gezag van de Omajjaden, dat vanaf ca.800 begon te vervallen. Sindsdien heersten in Marokko enkele inheemse dynastieën, waarvan die van de Idrisiden de eerste was. De Almoraviden (1053-1144) en de Almohaden (1147—1269) breidden hun gezag ook over andere delen van Noord-Afrika en over Spanje uit; de daarop volgende dynastie der Meriniden beperkte zich voornamelijk tot Marokko. Aan het einde van de middeleeuwen werden de Berbers teruggedrongen door Arabieren, Portugezen en Spanjaarden.
Marokko kende een nationaal herstel in de 16e eeuw onder de Sadische dynastie. In 1518 werd Portugal verslagen. Mede dank zij de verwerving van een monopolie op de Westafrikaanse goudhandel, bereikte de Marokkaanse bloei eind 16e eeuw een hoogtepunt. Begin 17e eeuw moesten de Sadische sultans wijken voor de nu nog heersende Alawiden. Een van de belangrijkste sultans was Moelai Isma’il (1672—1727), die een despotisch gezag uitoefende. Hij richtte een staand leger van slaven uit de Soedan op, waarmee hij de eenheid van Marokko herstelde, de Spanjaarden uit de meeste kuststeden verdreef en de Engelsen dwong Tanger te ontruimen (1683).
Na een periode van grote verwarring die na zijn dood ontstond, wist Moelai Mohammed (1757—90) de orde te herstellen. Portugal verloor in deze tijd zijn laatste bruggehoofd, Mazagan (1769). Spanje behield de nederzettingen Melilla en Ceuta.
In de tweede helft van de 18e eeuw werd Frankrijk de invloedrijkste Europese mogendheid ten opzichte van Marokko. Ongeveer een eeuw later begon de soevereiniteit van Marokko af te brokkelen. Het verloor gebied aan Frans-AIgerije, terwijl Spanje in 1869 Tetoean bezette. Frankrijk wist de meeste voorrechten te verwerven, maar moest deze in 1880 krachtens het Verdrag van Madrid met andere mogendheden (o.a. Spanje, Engeland, Duitsland en Italië) delen. Door de Entente Cordiale (1904) voelde Frankrijk zich sterk genoeg om Marokko vrijwel geheel in zijn invloedssfeer te brengen.
Duits verzet leidde tot twee internationale crises (Marokkaanse kwestie). In 1912 kwam het Franse protectoraat over het grootste deel van Marokko tot stand. De pacificatie van het land werd toevertrouwd aan resident-generaal Lyautey (1912—16; 1917—25). Toen Lyautey vertrok laaide de strijd met de Rifkabylen op (1925 -26). In de jaren dertig kwam het nationalisme op. Er ontstonden verschillende partijen, die zich in 1943 aaneensloten tot de Istiqlal (= onafhankelijkheid).
Marokko werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1942 door de Geallieerden bezet. In 1946 kwam de Franse Unie tot stand; formeel werd Marokko daarin een vrij zelfstandige lidstaat, maar in werkelijkheid bleef het onder streng Frans toezicht. In 1953 werd de nationalistisch georiënteerde sultan Mohammed v ben Joessef afgezet en verbannen, maar in 1955 werd hij in zijn waardigheid hersteld. In 1956 gaf Frankrijk zijn protectoraat prijs. In 1957 nam Mohammed v de koningstitel aan. Na zijn dood (1961) werd hij opgevolgd door Hassan II, die in 1965 tevens premier werd.
Hassan ondernam een aantal pogingen om een regering van nationale eenheid te vormen, maar zowel de Istiqlal als de Union Nationale des Forces Populaires (UNFP) (in 1959 afgescheiden van de Istiqlal) weigerde een coalitie aan te gaan. Hun voornaamste eis was vrije democratische verkiezingen. In okt. 1965 verdween UNFP-leider Ben Barka spoorloos in Frankrijk. Generaal Oufkir, een van de trouwste aanhangers van de koning, werd in Frankrijk bij verstek veroordeeld. De onrust bij de studenten en vakbonden nam toe, maar de koning won aan populariteit door de afkondiging van nationalisatiemaatregelen en landverdeling op beperkte schaal.
Ondertussen hadden de Istiqlal en de UNFP zich herenigd in het Nationale Front, dat vooral streefde naar democratisering. De positie van koning Hassan bleef precair. Na twee mislukte moordaanslagen op hem (jan. 1971 en aug. 1972) trachtte hij de oppositiepartijen bij de regering te betrekken. De onderhandelingen tussen de koning en de oppositie mislukten echter, waarna Ahmed Osman in nov. 1972 een zakenkabinet vormde, waarvan hijzelf premier werd. Toen begin 1972 de onderhandelingen mislukten en het leger tekenen van onrust begon te tonen, werd het parlement voor onbepaalde tijd ontbonden. De koning trad hard op tegen tegenstanders van zijn regime, maar won weer steun door een nationalistisch beleid.
In de buitenlandse politiek steunde Marokko in 1967 de Arabische landen moreel in hun strijd met Israël, maar het zond geen troepen. In 1969 nam Marokko officieel de vm. Spaanse enclave Ifni over. Met Algerije bestond al lange tijd een geschil over de loop van de grens in de Sahara (rijke bodemschatten zijn daar in het geding). Overeenstemming over de grens werd in 1973 bereikt. De nationalistische politiek leidde in het Arabisch-Israelische conflict tot een actievere deelname van Marokko: in 1973 werden troepen gezonden naar Egypte en Syrië.
De relaties met Spanje bleven slecht door Marokko’s aanspraken op de Spaanse Sahara (een gebied dat zeer rijk is aan fosfaten). Met name de oppositiepartijen drongen aan op actie. Toen het Internationale Hof van Justitie de rechtmatigheid van de Marokkaanse aanspraken betwijfelde, organiseerde Hassan in nov. 1975 de ‘Groene Mars’ van 350000 Marokkanen die de grens overtrokken om de Spaanse Sahara te ‘bevrijden’. Op 14.11.1975 droeg Spanje het gebied over aan een gezamenlijk Marokkaans-Mauretaans bestuur. De overname leidde tot fel verzet van het bevrijdingsfront van de Sahara, Frente Polisario, dat gesteund werd door Algerije. De politiek-militaire problemen vormden voor Hassan aanleiding de reeds lang beloofde verkiezingen uit te stellen.
Na ernstige botsingen met de strijdkrachten van het Polisario, riep dit in febr. 1976 de Arabische Democratische Republiek Sahara uit. Algerije erkende deze republiek, waarna Marokko de diplomatieke banden met Algerije verbrak. Marokko en Mauretanië tekenden op 14.4. 1976 een overeenkomst ter verdeling van de westelijke Sahara. De eenstemmigheid van regering, koning en oppositie ten aanzien van dit gebied en de voortdurende strijd versterken de positie van de koning.
LITT. H. Terrasse, Hist, du Maroc des origines à l’établissement du protectorat français (2 dln 1949 50); M.Ben Barka, Problèmes de l’édification du Maroc et du Maghreb (1959); R.Landau, Morocco independent under Mohammed v (1961); J.L.Miège, Le Maroc (3e dr. 1962); J.L.Miège, Le Maroc et l’Europe (5 dln. 1961-63); I.W.Zartman, Morocco: problems of new power (1964); S.Bernard, Le conflict franco-moracain 1943—56 (3 dln. 1964); J.P.Halstead, The rebirth of a nation: the origins and rise of Moroccan nationalism (1967); R.Landau, Morocco (1967); F.E.Trout, Moroccos Saharan frontiers (1969); J.Waterbury, The commander of the faithful. The Moroccan political elite (1970); S.Amin, The Maghreb in the modern world (1971); R.Bidwell, Morocco under colonial rule 1912-56 (1973); D.Woolman, Rebels in the Rif (1975).