[Lat. rnanus. hand], o. (-alen),
1. (hist.) handboek, dagboek;
2. (muziek) bij een orgel: handklavier, in tegenstelling tot het pedaal;
3. eigenaardig gebaar dat iemand in bepaalde omstandigheden maakt.
Bij orgels komen 1–5 manualen voor, bij het harmonium 1–2; zij zijn trapsgewijs geplaatst. De functie en het karakter van elk manuaal worden bepaald door de groepering en intonatie van de met dat manuaal corresponderende registers. Omdat de verdeling naar aantal en aard van de registers over de diverse manualen (de dispositie) stijlbepalend is voor een bepaald orgel, mag de aanwezigheid van verscheidene manualen niet als een speelhulp worden beschouwd. Het manuaal heeft alleen bij moderne (na 1900) niet-mechanische orgels een omvang van 56 tot 61 toetsen (C groot octaaf - g''' of tot en met c'''); de andere hebben 54 toetsen (tot en met f'''). Enkele oude orgels hebben manualen met 49 of 51 toetsen.