Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

mangoesten

betekenis & definitie

[Eng. mongoose], v./m. (mv.), groep kleine roofdieren uit de familie civetkatten, inheems in de Oude Wereld.

Mangoesten zijn lange, slanke dieren, met naar verhouding korte poten, lange staarten en spitse koppen. Zij voeden zich met kleine zoogdieren, vogels, hagedissen en slangen. Eieren worden ook gegeten: zij openen deze door ze tussen de achterpoten door tegen een harde achtergrond te gooien. Men onderscheidt tien geslachten (36 soorten). De bekendste zijn: de watermangoeste (Atilax paludinosus, waterbewoner van Afrika), koesimanse (Crossarchus obscurus, West-Afrika), dwergmangoeste (Helogale parvula, Afrika, de kleinste van de groep: 20—30 cm lang zonder staart), Indische mangoeste (Herpestes auropunctatus, Zuid-Azië, bekend als slangenvechter, uitgezet in West-Indië, alwaar hij als rattenen slangenbestrijder de oorspronkelijke fauna veel schade heeft toegebracht), ichneumon of faraorat (Herpestes ichneumon, Afrika tot in Spanje en Portugal, de enige Europese soort), witstaartmangoeste (Ichneumia albicauda, Afrika, een van de grootste soorten: 55—60 cm lang zonder staart, gewicht tot 5 kg), zebramangoeste (Mungos mungo, bewoont de Afrikaanse savannen in soms grote troepen, dagdier)

en de soerikate of stokstaartje (Suricata suricata, Zuiden Zuidwest-Afrika, kortstaartige woestijnbewoner, dagdier, leeft familiegewijs in veelal zelf gegraven hol, zit veel rechtop).

Sommige van de minder bekende soorten zijn vaak zeer zeldzaam en nog maar kort geleden ontdekt. Mangoesten kunnen hondsdolheid overbrengen. Door hun intelligentie kunnen zij interessante huisdieren zijn.

LITT. B.Kinloch, Sauce for the mongoose (1964); H.E.Hinton en A.M.S.Dunn, Mongooses, their natural history and behaviour (1967).

< >