[Ital.], v. (—s), een tamelijk klein snaarinstrument dat op een luit lijkt, en een korte hals en tot acht dubbelsnaren heeft die paarsgewijze gelijkluidend gestemd zijn.
Ca.1235 kwam de mandola in de Provence in zwang. Het instrument had aanvankelijk vier snaren. In de 16e en 17e eeuw werd dit instrument in geheel West-Europa veel bespeeld. In de loop van de 17e eeuw werd uit de mandola de mandoline ontwikkeld. De snaren worden aangetokkeld. De stemming komt overeen met die van de altviool: c, g, d en a.