m. (-en, -s),
1. verzamelnaam voor vertegenwoordigers van het geslacht Mammuthus, uitgestorven olifantachtigen;
2. (in samenst.) zeer groot: mammoettanker.De mammoet werd gekenmerkt door de lange, gekrulde slagtanden, de hoge spitse kop en het steil naar achteren aflopende lijf. Ze kwamen verspreid over de wereld tijdens de laatste ijstijden in de toendragebieden voor. Ook in België (o.a. te Poperinge en te Maisières) en Nederland zijn vele resten van mammoeten gevonden. De meest bekende is de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius) die op vele grotschilderingen is afgebeeld. In de bevroren grond van Siberië zijn complete mammoetlijken gevonden. Aan het einde van het Pleistoceen is de mammoet uitgestorven.