Westduitse stad, hoofdstad van de deelstaat Rijnland-Palts, aan de linkeroever van de Rijn,
181100 inw. Mainz heeft een omvangrijke industrie: cementfabrieken, chemische industrie, textiel, metaal, drukkerijen. Verder handelscentrum. Rijnhaven, waarin het grootste deel van de goederenoverslag bestemd is als grondstof voor de industrie. De oude stadskern, die tot 1872 omgeven was door wallen, is nog duidelijk te herkennen in de nauwe bochtige straten. Het middelpunt vormt de dom (drieschepige pijlerbasiliek; 10e—15e eeuw). Ten noorden van de oude stad ligt een wijk met rechte brede straten en parkaanleg. Hier zijn de regeringsgebouwen, onderwijsinrichtingen, bibliotheek enz. Op onderwijsgebied heeft Mainz o.a. de Johannes Gutenberg-universiteit en een conservatorium. Resten van een Romeinse muur en waterleiding worden aangetroffen in de voorstad Zahlbach. Een brug verbindt Mainz met de voorstad Kastell.
GESCHIEDENIS
Mainz, oorspronkelijk een Keltische nederzetting, werd onder de naam Mogontiacum [de Keltische lichtgod Mogo] hoofdstad van de Romeinse prov. Germania Superior. Mainz werd in de 6e eeuw zetel van een bisschop en in 747 van een aartsbisschop. Vanaf 965 waren de aartsbisschoppen van Mainz aartskanselier van Duitsland en vanaf 1257 voorzitter van het college van keurvorsten . Mainz kreeg in 1118 stadsrecht, voerde niet zonder succes strijd tegen de aartsbisschoppelijke suprematie, werd in 1254 leider van de Rijnlandse stedenbond, maar moest zich in 1462 onderwerpen aan aartsbisschop Adolf van Nassau. Daardoor werd Mainz de hoofdstad van het keurvorstenen aartsbisdom Mainz.
In 1797 werd de stad Frans (met de naam Mayence), werd het keurvorstendom afgeschaft, evenals het aartsbisdom, waarna in 1801 een nieuw bisdom werd opgericht. De stad Mainz kwam in 1816 aan het groothertogdom Hessen-Darmstadt. Daarna was Mainz tot de ontmanteling in 1918 vesting. Mainz had in 1918—30 Franse bezetting en werd in 1950 hoofdstad van de deelstaat Rijnland-Palts. In de Tweede Wereldoorlog is het zwaar getroffen.