v./m., gebied om de aarde waar het plasma beheerst wordt door het aardmagnetisme.
Het bestaan van de magnetosfeer is pas aangetoond door de meetinstrumenten van de kunstmanen die sedert 1957 de ruimte om de aarde in allerlei richtingen doorkruisen. De vorm van de magnetosfeer wordt in sterke mate bepaald door de zonnewind, een gemagnetiseerd plasma dat met een snelheid van 300—350 km/s van de zon langs de aarde stroomt en dat in wisselwerking treedt met het gemagnetiseerde plasma om de aarde. Het grensvlak tussen zonnewind en magnetosfeer is een schokfront dat aan de magnetosfeer een zekere druppelvorm verschaft, enigszins te vergelijken met de boeggolf van een schip. Achter het schokfront bevindt zich de magnetolaag, een gebied waarin gevangen deeltjes uit de zonnewind door een turbulent magnetisch veld in allerlei richtingen afgebogen worden en waar de zonnewind-deeltjes gethermaliseerd worden. Ze verliezen een deel van hun energie en het gas gedraagt zich in de magnetolaag als een plasma met een bepaalde temperatuur. De magnetopauze scheidt de magnetolaag van het binnendeel van de magnetosfeer.
Hierin zijn kenmerkend in de eerste plaats de poollichtzones, gebieden waarin zeer energierijke deeltjes gevangen worden, die bij het optreden van magnetische storingen in de buurt van de magnetosfeer in de poollichtzones op de aarde kunnen neerregenen en daar het noorderresp. zuiderlicht kunnen veroorzaken. De achterste poollichtgordel gaat over in de plasmalaag, een laag die de kern van de staart van de magnetosfeer vormt en die zich uitstrekt tot waarschijnlijk enkele miljoenen km achter de aarde. Binnen de poollichtgordels bevinden zich de zones met de gevangen energierijke deeltjes, de zgn. Van Allengordels of stralingsgordels. Omdat de rotatie-as van de aarde een hoek van 23° maakt met het vlak van de ecliptica zullen de poollichtgordels en de Van Allengordels een asymmetrische structuur hebben en zal ook de plasmalaag zich niet precies in het eclipticavlak bevinden, maar iets daarboven of daarbeneden, afhankelijk van de toevallige stand van de magnetische aardas ten opzichte van de ecliptica.
Onderzoek met ruimtevoertuigen, dat omstreeks 1970 begon en in de jaren daarna werd voortgezet, heeft ook bij verscheidene andere planeten de aanwezigheid van een magnetosfeer aangetoond. Tijdens de overgangen van Mariner 10 werd een magnetisch veld van Mercurius vastgesteld en bovendien werd een magnetosfeer gevonden met een duidelijke boeggolf en magnetopauze. Bij Venus is geen magnetisch veld waargenomen. Er is dan ook geen magnetosfeer, maar wel een boeggolf die ontstaat door de botsing van de zonnewind met de ionosfeer rondom de planeet (ca. 2000 km van de planeet verwijderd). Mars heeft een zwak magnetisch veld en een magnetosfeer (nog slecht bekend). Jupiter heeft het sterkste magneetveld van alle planeten en heeft ook de sterkst ontwikkelde magnetosfeer.
Aan de zonzijde strekt die zich uit tot ruim 7 mln. km; de staart is nog veel langer en schijnt zich uit te strekken tot voorbij de Saturnusbaan, op 700 mln. km afstand. De magnetosfeer van Jupiter is zo in staat het gedrag van geladen deeltjes te bepalen in een belangrijk deel van de interplanetaire ruimte. De werking schijnt zich ook naar de voorzijde te manifesteren. Zo worden regelmatig in de buurt van de aarde snelle elektronen waargenomen die uit de magnetosfeer van Jupiter afkomstig zijn.