(Magna Carta libertatum)
[Lat., grote vrijbrief], oorkonde die de Engelse baronnen op 15.6.1215 te Runnymede hun koning Jan zonder Land af dwongen en die wordt beschouwd als het staatsstuk in de Engelse geschiedenis waarop de latere burgerlijke vrijheden zijn terug te voeren. De Magna Charta bevat 62 artikelen, waarin de wederzijdse verplichtingen van koning en baronnen, maar ook van Kerk en burgerij zijn opgenomen.
Gedeeltelijk zijn zij een herhaling en bevestiging van soortgelijke bepalingen uit het charter van Hendrik I (1100). Anderzijds bevatten zij bepalingen van algemene strekking, zoals de vaststelling dat geen vrij man in strijd met het heersende recht mocht worden gevangengenomen. De Magna Charta was bedoeld ter bescherming van de baronnen zelf, die tevens hadden bedongen dat zonder hun toestemming, buiten de curia regis om, geen belasting kon worden verhoogd. Later werden de algemene bepalingen van de Magna Charta van toepassing verklaard voor de gehele bevolking. De bedoeldebepalingen kregen zodoende het karakter van onvervreemdbare grondrechten. Vooral in de 19e eeuw werd de Magna Charta bij herhaling aangeduid als de oudste grondwet ter wereld.
LITT. F.Thompson, Magna Carta, its role in the making of the English constitution (1948); J. C.Holt, Magna Carta (1965); H.Butterfield, Magna Carta (1969); A.Pallister, Magna Carta. The heritage of liberty (1971).