Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

madrigaal (madrigal)

betekenis & definitie

[Ital. madrigale, herderslied], o. (-galen),

1. een lyrische, eenstrofige vrije dichtvorm;
2. lied voor een zangstem en twee instrumentale tegenstemmen.

LITTERATUUR

Het madrigaal stamt uit Italië. Aanvankelijk had het een lyrisch-idyllisch, vanaf de 16e eeuw ook wel een satirisch karakter. In de 14e en 15e eeuw was het aan een vaste vorm gebonden: één strofe van zes tot vijftien elflettergrepige verzen. Later werd de vorm tamelijk vrij. Het madrigaal heeft een doorgaans landelijk karakter, met aan het slot vaak een wijsgerige, didactische, soms satirische wending.

Via Frankrijk kwam het in de 16e eeuw naar de Nederlanden als een elegant, erotisch herdersliedje van zes tot elf regels, zeer muzikaal en bij voorkeur met drie rijmklanken. Voorbeelden vindt men in het werk van zeer uiteenlopende dichters als Shakespeare, Hooft, Huygens, Goethe, Von Platen, Rousseau, Marivaux, Voltaire en d’Annunzio.

LITT. U.Schulz-Buschhaus, Das Madrigal (1969). muziek. Het madrigaal kende een bloeitijd in de 14e eeuw bij de ars nova te Florence. Daarna verdween het als kunstvorm en kwam in de tweede helft van de zestiende eeuw opnieuw in de belangstelling. In de geschiedenis van het 16e-eeuwse madrigaal kan men drie perioden onderscheiden:

1. overwegend homofoon, vierstemmig a cappella; voornaamste meesters: de Romein Costanzo Festa en de Nederlanders Arcadelt en Verdelot;
2. kunstiger van zetting, veel imiterend contrapunt, veel toonschildering (madrigalismen), nieuwe harmonieën en melodiek, gebaseerd op korte noten en chromatiek, overwegend vijfstemmig; meesters: Willaert en De Rore;
3. eveneens a cappella (soms ook dubbelkoren), gedurfde uitbuiting van alle mogelijkheden der chromatiek, uiterste expressiviteit. Het madrigaal werd een internationale kunstvorm. Meesters: Gesualdo, Monteverdi, Di Lasso, De Monte, Sweelinck, Tollius, Schuyt en Schütz. In Engeland ontstond een madrigaal-litteratuur die alle muzikale eigenaardigheden van het madrigaal toont, maar van teksten in de eigen taal gebruik maakte (Byrd, Dowland, Gibbons e.a.). Door toepassing van de basso continuo (generale bas) en beperking van de stemmen ging het madrigaal in de 17e eeuw over in de cantate.

LITT. E.H.Fellowes, The English madrigal composers (1948); A.Einstein, The Ital. madrigal (3 dln. 1949).

< >