landstreek op het Balkanschiereiland. Macedonië omvat ongeveer het gebied begrensd door Egeïsche Zee, Olympus, Pindus Gebergte, Sjar Gebergte, Rila Gebergte en Rhodope Gebergte, maar de opvattingen omtrent de begrenzing lopen uiteen.
Het gebied valt uiteen in Grieks Macedonië, 34.203 km2 1,6 mln. inw., de Joegoslavische federale republiek Macedonija, 25713 km2, 1,6 mln. inw., en een Bulgaars deel, Pirin-Macedonië (300.000 inw.). De bevolking is sterk gemengd: Grieken, Bulgaren, Serviërs, Albanezen. Naast grieks-katholieken komen vrij veel islamieten voor. De eens zeer vruchtbare vlakte van Macedonië is eeuwenlang door verwaarlozing een moerassig gebied geweest (met centraal het onaanzienlijke Pella, eens hoofdstad van het oude Macedonië). Betere beheersing van de waterstand heeft de landbouw redelijk op peil gebracht (maïs, rogge, moerbeien, citrusvruchten, zuidvruchten, tabak, rijst). Export van tabak, opiumalkaloïden, katoen.
De bergen bevatten veel mineralen (chroom, lood, zink). Belangrijkste steden in Griekenland: Thessaloniki, Kaválla; in Joegoslavië: Skopje, Bitola; in Bulgarije: Neurokop.
GESCHIEDENIS
Oudheid. Macedonië in engere zin bestond in de oudheid uit de vlakte langs de Thermaïsche Golf. In de dalen van het bergland dat aan de vlakte grensde lagen Elimeia, Orestis en Lynkestis, tot de tijd van Filippos II zelfstandige vorstendommen. De Macedoniërs werden niet als Grieken beschouwd, maar waren cultureel wel aan hen verwant. Ook hun taal stond door ontlening en oerverwantschap dicht hij het Grieks.
Het Macedonische koningshuis voerde zijn afstamming terug op Argos, dat van Elimeia op Korinthe. De macht van de koning werd beperkt door de vergadering der weerbare mannen; de adel, die de ruiterij leverde, had veel invloed. Onafhankelijke steden, zoals in Griekenland, waren er niet. Macedonië was voor de Grieken van belang als leverancier van landbouwprodukten en vooral van scheepstimmerhout. Tot de regering van Filippos II (359 V.C.-336 v.C.) was de politieke betekenis van Macedonië gering. Van 493 v.
C. -479 v. C. moest het de Perzische suzereiniteit erkennen; na 479 v.C. was het niet meer dan een partner op voet van gelijkheid met de Griekse poleis (steden). Dit deelgenootschap bracht een hellenisering op gang, die door verschillende koningen werd bevorderd, b.v. door Alexander I Filhelleen (tot ca.445 v.C.) en Amyntas III (413 v.C.-339 v.C.), die Grieken aan zijn hof had (o.a. Euripides en Zeuxis) en het land moderniseerde. Filippos reorganiseerde het leger ten dele naar Thebaans model en maakte Macedonië tot een grote mogendheid, die het Balkanschiereiland tot de Zwarte Zee beheerste. Door zijn zoon Alexander de Grote werd Macedonië tot deel van een wereldrijk.
Na diens dood werd Macedonië een speelbal van verschillende dynastieën. Beginnend met Antigonos II Gonatas (276 v.C.—239 v.C.) heerste de Antigoniden-dynastie tot de onderwerping door Rome in 168 v.C. Na 168 v.C. werd Macedonië verdeeld in vier republieken, die nog eenmaal verenigd werden in de opstand van Andriskos (148 v. C.). Toen de opstand was neergeslagen, werd Macedonië een Romeinse prov.
Middeleeuwen en nieuwe tijd. In de vroege middeleeuwen werd Noord-en Midden-Macedonië eerst bezet door Slavische stammen en in de 9e eeuw door de Bulgaren. In het zuiden handhaafde zich het Byzantijnse Rijk, dat in de 11e eeuw geheel Macedonië veroverde, maar in het begin van de 13e eeuw in het zuiden plaats maakte voor het Latijnse Keizerrijk en in het noorden voor de Serviërs en Bulgaren. Het zuidelijk deel werd in 1261 deels herwonnen door het Byzantijnse Rijk.
In de 15e eeuw veroverden de Turken Macedonië. In het algemeen domineerde de Griekse geestelijkheid, zodat er (ten gevolge van de uitgebreide kerkelijke autonomie) een zekere vergrieksing plaatsvond. Op het eind van de 19e eeuw kwam in Macedonië een militante onafhankelijkheidsbeweging op, de IMRO, die in 1903 een opstand ontketende die door de Turken op gruwelijke wijze werd onderdrukt. Daarna moest Turkije onder druk van de grote mogendheden hervormingen invoeren. De christelijke Balkanstaten vormden de Balkanbond, veroverden Macedonië in de Balkanoorlogen en raakten vervolgens onderling in oorlog over de verdeling ervan. Bulgarije werd door Servië en Roemenië verslagen en moest berusten in een voornamelijk Servisch Noord-, en Grieks Zuid-Macedonië (1913).
Tijdens de Eerste Wereldoorlog streed Bulgarije aan de zijde der Centralen, bezette in 1915 Macedonië, maar moest het in 1918 weer ontruimen. Bij de Vrede van Neuilly (1919) werd de strook Bulgaars gebied in Macedonië nog verder versmald. De Griekse regering liet in Zuid-Macedonië 680.000 Griekse vluchtelingen uit Turks gebied toe. In het kader van de Grieks-Turkse uitwisseling verlieten 348.000 Turken Macedonië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog streed Bulgarije opnieuw aan Duitse zijde en hield van 1941-44 Macedonië bezet. In 1945 werden de grenzen van 1919 hersteld.
Na de Tweede Wereldoorlog bleek dat ook het communisme de Macedonische kwestie niet kon oplossen. Weliswaar werd Macedonië in Joegoslavië een afzonderlijke republiek, maar bij de onderhandelingen over een Bulgaars-Joegoslavische federatie bleek de status van Macedonië een ernstig struikelblok. Na Joegoslavië’s uitstoting uit de Kominform werden de Slavische afdelingen van de Griekse communistische guerrilla’s georganiseerd tot een Macedonische separatistenbeweging, om de Joegoslavische bondsstaat tot ontbinding te brengen. Deze opzet mislukte en droeg sterk bij tot de communistische nederlaag in de Griekse Burgeroorlog (1949). In Bulgarije worden de Macedoniërs als Bulgaren en in Joegoslavië worden zij als een afzonderlijk volk beschouwd. De Macedonische kwestie blijft een probleem vormen tussen Bulgarije en Joegoslavië.
LITT. Oudheid: P.Cloché, Hist. de la Macédoine jusqu’á l’avènement d’Alexandre le Grand (1960);
N.G.L.Hammond, A hist. of Macedonia I (1972).
Latere tijd: G.B.Zotiades, The Macedonian controversy (1954); D.Dakin, The Greek struggle in Macedonia, 1897-1913 (1966); H.Hartl, Nationalitätenprobleme im heutigen Südosteuropa (1973).