m. (-en),
1. tweede dag van de week; hij is een blauwe maandag in dienst geweest, gedurende een zeer korte tijd;
2. periode waarin het naar de aarde gekeerde gedeelte van de maan verlicht is door de zon.
In het volksgeloof is de maandag een ongeluksdag, waarop men niets belangrijks moet beginnen. Er waren, vooral in Vlaanderen, vele dingen die men niet op maandag mocht doen. In Friesland dreef men het vee na de winter dan niet voor het eerst naar de weide; daar en in Groningen maakte men met maaien en inhalen liever een begin op zaterdagmiddag.