o.,
1. hoogtestand waarop het bovenwater mag worden opgezet (bij door water gedreven molens);
2. hoogste waterstand in een boezem, wanneer de gemalen niet ver mogen uitslaan of malen.
De hoogte van het maalpeil is afhankelijk van de hoogte der waterkeringen. Zodra het maalpeil bereikt is, moeten de op de boezem lozende polders de bemaling staken. Een boezem met maalpeil heet besloten boezem in tegenstelling met vrije of wilde boezems. Het maalpeil op een watergang in hogere, maar beneden de hoogste rivierstand gelegen gronden wordt bepaald naar de gewenste drooglegging van de gronden.