v., het gedeeltelijk of geheel verwijderen van de maag.
Bij maagresectie wordt meestal ook een klein deel van het begin van de twaalfvingerige darm weggenomen. Mogelijke redenen voor een maagresectie zijn:
1. een goedaardige maagzweer of zweer van de twaalfvingerige darm;
2. een kwaadaardig gezwel van de maagwand.
Een goedaardige zweer wordt meestal medicamenteus behandeld, tenzij zich complicaties voordoen. Chirurgische behandeling is gewenst wanneer de zweer niet geneest of herhaaldelijk terugkomt, wanneer een ernstige bloeding optreedt (maagbloeding), bij maagperforatie, dan wel bij vernauwing of volledige afsluiting van de maaguitgang door toedoen van de zweer. Het blijkt dat verwijderen van de zweer alleen niet voldoende is; het zuurvormende deel van de maagwand moet mede verwijderd worden, om te voorkomen dat zich nieuwe zweren ontwikkelen. Daartoe moet men het grootste deel van de kleine bocht van de maag verwijderen. Na de maagresectie moet de continuïteit van het spijsverteringskanaal hersteld worden, hetgeen op verschillende wijzen gebeuren kan.
Indien de zweer diep in de alvleesklier is doorgevreten, is het technisch wel eens onmogelijk de zweer te verwijderen. Er wordt dan voor gezorgd dat de zweer geïsoleerd wordt van het darmkanaal en derhalve niet meer geprikkeld wordt door de maag-darmsappen. Gaat het om een kwaadaardig geval, dan moet dit, samen met een gezond stuk maagwand aan alle zijden van het gezwel, en samen met alle lymfbanen en -knopen verwijderd worden. Wanneer het gezwel dicht bij de slokdarm is gelokaliseerd, is de consequentie dat de gehele maag wordt verwijderd. Het maken van een anastomose tussen slokdarm en twaalfvingerige darm kan te moeilijk blijken. Dan wordt het darmkanaal hersteld door een plastische operatie, waarbij een dunnedarm-lis naar de slokdarm wordt gebracht en geanastomoseerd, terwijl de twaalfvingerige darm zijdelings in de omhooggehaalde dunnedarm-lis wordt gehecht.
