m. (mv.), samenvattende ben. voor een drietal zoogdiersoorten.
Lynxen zijn kortstaartige katachtigen met naar verhouding vrij lange poten en met oorpluimpjes. De lynx of los (Felis lynx) komt voor in Europa, Noord-Azië en Noord-Amerika, de bobcat (F. rufa) in Noord-Amerika, en de caracal of woestijnlynx (F. caracal) in Afrika en Azië. De caracal neemt een enigszins geïsoleerde positie in. Velen plaatsen de lynxen in een eigen geslacht. Lynx, in plaats van de kleine katten, Felis. In Europa komt de lynx o.a. nog voor in Scandinavië, Spanje en Portugal; in Zuid-Europa wordt dit dier echter nog steeds vervolgd.
De noordelijke lynxen zijn in het winterseizoen lang behaard (bakkebaarden); de caracal is echter altijd kort behaard. In tegenstelling tot de bosbewonende, katachtig gestreepte en gevlekte noordelijke lynxen, is de caracal een steppenbewoner, die goeddeels effen grijsbruin van kleur is. Lynxen leven van kleine, warmbloedige prooi, maar eten o.a. ook hagedissen en grote insekten. Zij behoren tot de middelgrote katten; de Canadese vorm is de grootste (lengte: 0,90-l,20m; schouderhoogte: 0,60 m; gewicht (mannetje) 9 kg. De caracal wordt slechts 0,70 m lang.