Filippijns eiland, grootste en meest noordelijke eiland van de archipel, 105700 km2, 16,5 mln. inw. Hoofdstad: Quezon City.
In het zuiden en op het smalle schiereiland liggen enkele vulkanen. Op Noord-Luzon zijn twee reeksen noord-zuid lopende bergketens, die gescheiden worden door de Cagayan-vallei. Centraal-Luzon, rond de Manila Baai, wordt ingenomen door hoogland en een serie bergen; hoogste punt Pulog (2928 m). Van de Manila Baai tot de Golf van Lingayan bevindt zich een inzinking, die dichtbevolkt is en intensief wordt bebouwd. De grootste rivier is de Cagayan; de Pasig is van betekenis voor de irrigatie. Luzon is het voornaamste woongebied van de Negritos (Aela, Ifugao).
Economisch zijn zij door de later aangekomen Maleiers in sterke mate beïnvloed en voor een groot deel van hen afhankelijk. Aan de kust wonen Chinezen, Spanjaarden en Maleiers. Het eiland is overwegend agrarisch: rijst, kokospalm, maïs, handelsgewassen (vooral abaca), tabak en suiker. Winning van goud, ijzer, mangaan, chroom, koper. Luzula, plantengeslacht uit de familie Juncaceae, met ca. 75 kruidachtige, op grassen lijkende planten, dat vooral op het noordelijk halfrond voorkomt. Deze planten hebben een wortelstok. De bladeren zijn vlak, op de rand gewimperd.
Bloem bruinof witachtig, klein (kelk en kroon niet verschillend, schubachtig), in (gedrongen) pluimen, zes of drie meeldraden. Doosvruchtje driezadig. Inheems is o.a. de veldbies, Luzula campestris; in Europese loofbossen komt voor b.v. witte veldbies, L. luzuloides.