(luster) [Eng.], o.,
1. fijne wollen of halfwollen, elastische, lichte en gladde stof, vooral gebruikt voor zomerkleding;
2. zachte glans van parels waarbij fijne pasteltinten te zien zijn;
3. uiterst dun metaallaagje op glas en aardewerk dat ten gevolge van interferentie van het licht bij terugkaatsing een parelmoerachtige glans of iriserend kleurenspel vertoont.
KERAMIEK
Lustre wordt verkregen door beschildering met geschikte metaalzoutpreparaten gesuspendeerd in oliën (kamferolie, lavendelolie, terpentijn enz.), gevolgd door inbranden in een moffeloven. Soms wordt het lustre na het inbranden in nog hete toestand gereduceerd met behulp van koolwaterstofhoudende gassen, b.v. zilver- of platinaverbindingen. Andere stoffen geven de metaalspiegel direct. Vertoont het lustre alleen spectraalkleuren zonder gekleurd fond, dan heet het lustre irisé. Iriseren wordt ook verkregen door een reeds gebakken glazuur bloot te stellen aan zure dampen b.v. van SnCl4 bij 700 °C, ook door opdampen in vacuüm (op kunstedelstenen b.v.). LITT.
C.W.Parmelee, Ceramic glazes (3e dr. 1968); F.Wesselinck, Glazuren (4e dr. 1978).
TEXTIELINDUSTRIE
Lustre wordt geweven met een katoenen ketting en een wollen inslag van harde, stugge vezels als mohair, alpaca en cheviot. Het glanzende, lichte weefsel wordt toegepast voor bedrijfs- en sportkleding.
