v., vermogen om het gesprokene te begrijpen.
Luistervaardigheid dient primair te worden opgevat als een sociale vaardigheid, d.w.z. een geheel van verworvenheden dat iemand in staat stelt te communiceren met anderen. Luistervaardigheid is niet alleen gebaseerd op een goed functionerend gehoor en op kennis van woorden en grammatica, maar evenzeer op kennis van de wereld en op het kunnen herkennen en interpreteren van de uitingen van anderen. De betekenis van wat wordt gezegd kan nl. niet uitsluitend worden afgeleid uit de gekozen bewoordingen, maar hangt ook samen met kenmerken van uitingen zoals zinsmelodie, tempo, pauzes e.d., met sprekerskenmerken zoals stemgeluid (bevelend, vragend, vrolijk enz.), accent, gelaatsuitdrukking, gedrag e.d. en met kenmerken van de situatie.
LITT. H.C.J. Duiker en E.M.Uhlenbeck, Kon. Ned. Ak. van Wetenschap, Sociaal-Wetenschappelijke Raad, Werkdocument 4 (1975).