Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

luchtschip

betekenis & definitie

o. (-schepen), bestuurbaar luchtvaartuig lichter dan de door zijn volume verplaatste lucht.

Het draagvermogen van een luchtschip berust, evenals dat van een ballon, op de wet van Archimedes (Archimedes, wet van). Alleen als de langsas van het luchtschip een positieve invalshoek ten opzichte van de bewegingsrichting heeft, zal naast de statische draagkracht een naar verhouding kleine dynamische draagkracht ontstaan (vergelijk het oplaten van een vlieger).

Men onderscheidt drie soorten luchtschepen:

1. het slappe luchtschip of juister genoemd het drukluchtschip behoudt zijn vorm uitsluitend als gevolg van de druk van het gas op het omhulsel, waarbij ballonets ervoor zorgdragen dat deze druk tijdens de vaart constant blijft;
2. het halfstijve luchtschip, waarbij eveneens meestal ballonets worden toegepast om het draaglichaam zijn vorm te doen behouden, dat zich van het slappe model onderscheidt door een van zeer licht metaal vervaardigde kiel; deze waarborgt reeds een betere vorm van het draaglichaam en maakt het mogelijk bemanning en passagiers binnen het omhulsel te herbergen en bedrijfsstoffen resp. ballast onder te brengen. Ook worden daardoor ventiel, stuurorganen, landingskabels, verankeringsgereedschap enz. beter bereikbaar;
3. het stijve luchtschip, dat een geheel metalen geraamte (het skelet) heeft waarover het omhulsel wordt aangebracht en waarbinnen zich de gascellen en de verblijven van bemanning en passagiers bevinden; slechts een gedeelte van de commandogondel, de gondels met de motoren alsmede de richtings-en hoogteroeren steken nog buiten de romp.

Van de drie genoemde soorten is alleen het stijve model in zekere mate geschikt gebleken voor het luchtverkeer. Gedurende de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Duitsers alle drie soorten voor militaire doeleinden (verkenning van de geallieerde vlootbewegingen en bombardementen). Zo waren de Zeppelin-raids, vooral op Londen, zeer gevreesd. Na de oorlog werden door Duitsland (met de LZ-126 Los Angeles, de LZ-127 Graf Zeppelin en de LZ-129 Hindenburg) en door Engeland (met de R 34 en de R 101) vaarten over zeer lange afstanden gemaakt. De VS bouwden in 1931 het grootste luchtschip van die tijd, de Akron.

Als gas werd waterstof of helium gebruikt. Helium was in Europa moeilijk te verkrijgen en uitermate kostbaar. Daarom waren de Duitse en Engelse luchtschepen met waterstof gevuld, alhoewel dit gas zeer brandbaar is. De Akron was daarentegen met het niet-brandbare helium gevuld, hoewel helium ca. 8 % minder draagkracht levert.

Het vergaan van de R101 en de Akron alsmede, als laatste slag voor de luchtscheepvaart, de ramp met de LZ-129 in 1937 toonden de kwetsbaarheid van het grote luchtschip als verkeersmiddel duidelijk aan, zodat het na 1937 als zodanig niet meer is gebruikt (luchtvaartuig, ontwikkelingsgeschiedenis van het).

< >