v., (ook: klimaatregeling, airconditioning), het in een ruimte gelijktijdig regelen van temperatuur, vochtigheid, samenstelling, zuiverheid en bewegingstoestand van de lucht, zodat daarmee het gewenste effect wordt verkregen ten opzichte van de personen en/of produkten in die ruimte.
Luchtbehandeling werd voor het eerst op wetenschappelijke leest geschoeid door W.H.Carrier. Deze kwam in 1904 in Pittsburgh (VS) op het idee om de vochtigheidstoestand van de lucht nauwkeurig te beheersen door eerst lucht af te koelen tot het bij de gewenste vochtigheidswaarde passende dauwpunt, waardoor het overtollige water op het koude oppervlak van de koeler condenseert en afgevoerd kan worden, en vervolgens de lucht weer tot de gewenste temperatuur te verwarmen. De eerste toepassingen van klimaatregeling waren in textielfabrieken en kunstdrukkerijen; doch in 1926 ging men ook luchtbehandeling toepassen ten einde een behaaglijk binnenklimaat te scheppen.
Men onderscheidt twee installatie-typen.
1. Comfortinstallaties hebben ten doel het verkrijgen van een zodanig binnenklimaat, dat zoveel mogelijk mensen zich behaaglijk voelen. Zij worden dikwijls toegepast in kantoren, hotels, ziekenhuizen, winkels, restaurants, schepen en in warme gebieden ook veel in woningen. Bij een temperatuur van 2024 °C en een relatieve vochtigheidsgraad van 40—70 % voelt ca. 90 % van de mensen zich behaaglijk. Daarnaast spelen de gemiddelde stralingstemperatuur (afhankelijk van de temperatuur van b.v. wanden, ramen, vloer en plafond, waarnaar het lichaam warmte uitstraalt), de beweging (gewenste luchtsnelheid in oponthoudszone: 10-20 cm/s), de samenstelling (o.a. zuurstofgehalte) en de zuiverheid (stofgehalte en afwezig zijn van hinderlijke geuren en/of schadelijke gassen) van de lucht een belangrijke rol.
2.Industriële installaties worden toegepast bij de produktie, verpakking en opslag van temperatuur-, vochten/of stofgevoelige produkten teneinde een beter en gelijkmatiger produkt te verkrijgen, of om de produktiesnelheid te kunnen opvoeren dan wel gewichtsverlies en draadbreuk tegen te gaan (textiel) of om bederf te voorkomen; b.v. in de textiel-, tabaks-, leder-, fotografische, farmaceutische, elektrotechnische, voedings-, suiker-, chocolade- en zuivelindustrie. Daarnaast is luchtbehandeling een vereiste in vele meetkamers (om afwijkingen bij de metingen ten gevolge van schommelingen in de temperatuur of vochtigheid te voorkomen), laboratoria, stofvrije ruimten en voor een correcte werkwijze van de meeste computers.
De functies die beide typen installatie moeten kunnen verrichten, zijn verwarmen en koelen, bevochtigen en ontvochtigen alsmede reinigen van de lucht. Voor het verwarmen wordt een warmwater- of stoomketel gebruikt, voor koeling vroeger soms grondwater, maar tegenwoordig bijna steeds mechanische koeling. Wanneer voor het beheersen van de vochtigheid water aan de lucht onttrokken moet worden, gebeurt dit meestal volgens het door Carrier toegepaste principe. Wanneer lage vochtigheidsgraden nodig zijn of bij speciale toepassingen, gebeurt dit ook wel door toepassing van hygroscopische stoffen in vaste (meestal silicagel) of in vloeibare vorm (lithiumchloride). Moet de vochtigheid van de lucht verhoogd worden, dan gebeurt dit veelal door de lucht door een waterscherm te voeren, ofwel door het inblazen van stoom of door verstuiving van water tot fijne druppeltjes die dan in de lucht verdampen. Voor het handhaven van de juiste reinheid en juiste samenstelling van de lucht in een ruimte wordt de toe te voeren lucht eerst gereinigd in veelal automatisch werkende filters of luchtwassers, terwijl voorts buitenlucht wordt toegevoegd om een concentratie van ongewenste geuren of gassen in de ruimte te vermijden. Als de buitenlucht zelf zeer verontreinigd is door geuren of gassen, wordt zij extra gereinigd in speciale filters (vaak met behulp van actieve koolstof) of speciale luchtwassers.
Om de lucht door de luchtbehandelingsapparaten heen te zuigen en aan de ruimte toe te voeren, resp. daaruit weer af te voeren gebruikt men ventilatoren. De luchtsnelheid dient niet te hoog te zijn teneinde geluidshinder te voorkomen. Zeer belangrijk is de verdeling van de behandelde lucht over de ruimte: bij het toevoeren van koudere lucht kunnen zich tochtverschijnselen voordoen door haar snelheid en door haar temperatuur.
Het berekenen van de in een ruimte optredende luchtstroming is slechts in zeer beperkte mate mogelijk. Daarom wordt voor belangrijke ruimten het luchtstromingspatroon vaak van te voren proefondervindelijk vastgesteld in proefkamers of met schaalmodellen.
De luchttoevoerroosters worden meestal aangebracht onder het raam, aan de bovenzijde van de vensterbank, of in het plafond (waarbij de lucht door middel van speciale schoepen horizontaal onder het plafond wordt verspreid), of boven in een der wanden (waarbij de lucht horizontaal wordt uitgeblazen). Ook kan een geperforeerd plafond (dat tevens een akoestische functie heeft) worden gebruikt. Gewoonlijk wordt automatische meet-en regelapparatuur toegepast.
De toepassing van comfortinstallaties in kleine tot grotere vertrekken, heeft een belangrijke stimulans gekregen door de selfcontained-apparatuur. Deze units bevatten alle apparatuur voor de regeling van temperatuur en ventilatie en kunnen direct in de ruimte worden opgesteld. Wanneer de lucht in een geheel gebouw of groot gedeelte daarvan moet worden geconditioneerd, worden meestal centrale installaties toegepast.
In ieder vertrek is een uitblaaskast opgesteld, voorzien van regelorganen om er de temperatuur onafhankelijk te regelen. De uitblaaskasten zijn daartoe
1.aangesloten op een warmen/of koudwaterleidingcircuit (inductiesysteem);
2. aangesloten op twee luchtsystemen, één voor warme en één voor koude lucht (twee-kanaal-systeem);
3. voorzien van een smoorregeling waarmede de uitgeblazen luchthoeveelheid wordt geregeld (variabel-volume-systeem).
De aan de ruimte toegevoerde lucht wordt na circulatie afgezogen via een separaat afzuigsysteem. In de centrale installatie wordt de afgezogen lucht hetzij voor een deel weer gebruikt en daartoe opnieuw geconditioneerd, hetzij naar buiten afgevoerd. Met het schaarser en duurder worden van de energie zijn systemen ontwikkeld waarmede de warmte en het vocht uit de naar buiten af te voeren lucht worden teruggewonnen en gebruikt om de toevoerlucht te verwarmen en te bevochtigen.
LITT. Recknagel Sprenger, Taschenbuch für Heizung, Lüftung und Klimatechnik (1972); Handbook of air conditioning System design. Carrier air conditioning comp. (1973); Ashrae handbook and product directory (1973).