(barstte los, is losgebarsten),
1. barstende losgaan: de naad van de japon is losgebarsten;
2. plotseling en met hevigheid te voorschijn komen uit iets waarin het gesloten was of tegengehouden werd: een hevig geweervuur barstte los; een losbarstend onweer; de geestdrift barst los;
3. met een persoon als subject en de aard van de uiting in een bep.: in tranen, in snikken, in scheldwoorden uitbarsten, ook zonder bep.: hij kon zich niet langer bedwingen en barstte woedend los.