o., loodsdienst en al wat hierop betrekking heeft.
Het Ned. loodswezen wordt uitgeoefend door Het Rijks Loodswezen dat ressorteert onder het Ministerie van Defensie (Marine) en is een zelfstandige burgerdienst. Deze is belast met: het verzorgen van de loodsdienst; de betonning van vaarwegen en de (kust)verlichting; het door middel van walradarposten assisteren van schepen bij verminderd zicht; het beveiligen van de scheepvaart door middel van dag en nacht bemande uitkijkposten op grote lichttorens, semaforen en lichtschepen en door middel van meldingscentra voor dreigende of plaatsgehad hebbende scheepsrampen; het in stand houden van een visueel waarschuwingssysteem voor te verwachten harde wind en/of storm. Het algemeen bestuur van de Loodsdienst wordt onder de minister van Defensie uitgeoefend door een directeur-generaal van het loodswezen (een vlagofficier van de Koninklijke Marine). Het varend personeel van het loodswezen, dat in vaste dienst is, is ondergebracht bij de Marinereserve, in het korps Loodsdienst KMR (Koninklijke Marine Reserve). Het aantal personeelsleden bedraagt (1978) 2014 man, waarvan 633 loodsen; de dienst beschikt over 52 vaartuigen (o.a. 12 loodsvaartuigen, 20 loodsafhaalvaartuigen, 16 betonningsvaartuigen, 4 lichtschepen, 1 lichtplatform), verder 20 lichttorens, ruim 300 kustlichten, lichtopstanden en storm-seinmasten. Langs de kust liggen ca. 10000 betonningsvoorwerpen uit, waarvan ca. 650 lichtboeien. Verder 2 radarposten (IJmuiden en Delfzijl), 2 radarketens (Nieuwe Rotterdamse Waterweg, Westerschelde).
Sommige steden, o.a. Amsterdam en Rotterdam, hebben een gemeentelijke havenloodsdienst voor het begeleiden van schepen naar hun ligplaats.
Het Belg. loodswezen ressorteert onder de minister van Verkeerswezen (Bestuur van het Zeewezen en de Binnenvaart). Behalve de eigenlijke loodsdiensten omvat het ook signalisatiediensten (bebakening en verlichting) en, voor de kust, een sleepdienst en een reddingsdienst. Er zijn loodsstations in Antwerpen, Gent, Vlissingen, Oostende en Zeebrugge. De twee regionale directies zijn in Antwerpen en Oostende gevestigd. In Zandvliet (Antwerpen) bevindt zich de centrale van de walradar waarvan de loodsdienst op de Westerschelde sinds mrt. 1976 gebruik maakt. Al wat verband heeft met het loodswezen op de Schelde en in de Scheldemonden valt onder het Scheldereglement van 1843, waaraan zowel de Ned. als de Belg. loodsdiensten onderworpen zijn. Sinds 1957 valt ook de loodsdienst op het Kanaal van Terneuzen onder dit Reglement. Er bestaat ook een apart Belg. loodsreglement voor de zuiver Belg. loodsgebieden. De beloodsing van zeevaartuigen is geregeld in de wet van 3 november 1967. Het Belg. loodswezen beschikt over vier grote loodsschepen, die alleen op zee worden gebruikt. Daarnaast heeft het in de kusthavens Zeebrugge, Oostende en Vlissingen de beschikking over kleinere vaartuigen (motorredeboten). Op 1 januari 1976 hadden de Belg. loodsstations in totaal 418 loodsen in dienst. Antwerpen beschikte voor de beloodsing stroomafwaarts van Antwerpen (= Benedenschelde) en stroomopwaarts van Antwerpen (= Bovenschelde) over resp. 197 en 10 loodsen. Voor de dienst op zee (loodsstations Scheldemonden) waren er 144 loodsen. Gent, Zeebrugge en Oostende hadden resp. 40, 19 en 8 loodsen.