o. (―s),
1. (in het algemeen) stukjelood: iets met een loodje bezwaren; (zegsw.) er een loodje op leggen, er wat bijvoegen, (fig,) het moeilijker maken; een loodje in het zakje doen, een duit, de laatste loodjes wegen het zwaarst, het laatst van de arbeid, van een onderneming, van een taak valt het moeilijkst;
2. m.n. een stukje lood met een erin afgedrukt stempel als waarmerk of ter verzegeling: de kastjes zijn met een loodje verzegeld;
3. loden of blikken plaatje, in het algemeen een gemerkt voorwerpje; (fig. zegsw.) het loodje leggen, aan het kortste eind trekken, de schade moeten lijden; hij heeft het loodje gelegd, is gestorven.