o., verbinding van lood en chloor.
Lood(II)-chloride, PbCl2, ontstaat door verdund zoutzuur bij de oplossing van een loodzout te voegen. Het is in koud water beter oplosbaar dan in warm. Het kristalliseert uit hete waterige oplossingen als witte naalden of als blaadjes met zijdeglans. Diverse basische zouten zijn bekend (Cassels geel, matlockiet). Lood(IV)-chloride, PbCl4, ontstaat door chloor in een oplossing van PbCl2 in sterk zoutzuur te leiden. Beide loodchloriden zijn zeer giftig. Het lood(II)-chloride komt in de natuur voor als cotuniet.