Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

longvissen

betekenis & definitie

m. (mv.), samenvattende ben. voor recente vissen behorend tot de longvisachtigen (Dipnoi).

Tot de longvissen worden gerekend de barramundi (Noordoost-Australië). een viertal Protopterus-soorten (Afrika), en de ZuidamerikaaneLe/Hdosiren paradoxa. De overige vertegenwoordigers uit deze groep zijn uitgestorven. Het zijn grote (resp. ca. 180, 150 en 100 cm lang), palingvormige vissen, met op de achterhelft geplaatste doorlopende rug-, staarten aarsvin, die in een punt uitlopen, en met breedbeschubde of draadvormige, soms van aanhangsels voorziene, gepaarde vinnen. Longvissen zijn alleseters, levend in kleinere stromen en moerassen. Afrikaanse soorten overleven uitdroging door zich te omhullen met een uit modder en slijm bestaande cocon, waarin zij atmosferische lucht, die door het poreuze deksel binnendringt, ademen met behulp van longen. Dit zijn uitstulpingen van de slokdarm, waarvan de geprofileerde wand met een bloedvatrijk weefsel bedekt is, wat dient voor gasuitwisseling (darmademhaling).

Dezelfde organen komen ook voor bij de Zuidamerikaanse vorm, die echter geen cocon vormt, maar in een gang in de bodem de regentijd afwacht, en bij de Australische, die geen mogelijkheid tot overleving van droogte schijnt te hebben. De normale kieuwademhaling schijnt niet voldoende.

Fossiele vormen zijn bekend vanaf het Devoon.

< >