Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

long

betekenis & definitie

v./m. (-en), gepaard ademhalingsorgaan van landbewonende organismen, met als taak de uitwisseling van ademhalingsgassen (zuurstof en kooldioxide) met de lucht; (fig.) sterke longen hebben, niet spoedig buiten adem raken; (gew.) met volle longen, met volle teugen (ademen), luidkeels, hard (schreeuwen).

Er zijn diverse vormen van longen bij de onderscheiden dieren, variërend van een eenvoudig zakvormig orgaan tot zeer gecompliceerde structuren, die ook weer variëren in ventilatie en afsluiting. Bij spinnen b.v. vindt men veel schotten, waardoor de oppervlakte vergroot wordt, bij kikkers een blaasbalgprincipe, bij amfibieën septen of een geheel gladde wand. Bij reptielen zijn de longen veel ingewikkelder. Insekten hebben een stelsel van luchtbuisjes (trachee).

Bij de mens en vele zoogdieren zijn de longen zeer gecompliceerd, met sponsachtige structuur en verdeeld in kwabben. De linkerlong bij de mens heeft twee kwabben, de rechter drie. De longen zijn omgeven door het borstvlies en bevinden zich in de luchtdicht afgesloten longholten, die ook met borstvlies bekleed zijn. De longen dienen voor de ademhaling. Zuurstof wordt opgenomen en koolzuur afgegeven. De inen uitademingslucht gaat via neus, strottehoofd, luchtpijp, die zich vertakt in de linker en rechter (hoofd)bronchus.

Beide hoofdbronchi verdelen zich in een aantal takken voor de verschillende kwabben van de longen, waarna een zeer sterke opsplitsing van de bronchi plaats heeft; de doorsnee van de vertakkingen wordt steeds kleiner en de wand steeds dunner. De vertakkingen eindigen in fijne longblaasjes (alveoli), die een doorsnee hebben van 0,2 mm en waarvan de wand nog slechts uit één laag zeer platte cellen bestaat. Tegen de wand van de longblaasjes liggen haarvaten, ook met een wand van één cel dik, waarin bloed stroomt, dat hier dus door twee dunne cellagen van de buitenlucht is gescheiden, zodat de uitwisseling van gassen hierdoorheen gemakkelijk kan plaatshebben. Alleen in dit gedeelte van het ademhalingssysteem is gasuitwisseling mogelijk. Met iedere tak van de grote bronchi loopt ook een tak van de longslagader mee, die zich in hetzelfde longsegment verdeelt. Een segment heeft geen belangrijke verbindingen met bronchi en arteriën van een ander longsegment en kan dus zonder schade in zijn geheel weggenomen worden.

Voor het verversen van de lucht in de longen dienen de ademhalingsspieren, nl. het middenrif en de tussenribspieren, die functioneren bij rustige ademhaling. Bij samentrekking van de middenrifspieren wordt het volume van de borstholte in verticale richting groter, terwijl de buitenste tussenribspieren het voorste einde van de ribben naar voren en opzij trekken, zodat de horizontale maten van de borstkas groter worden. Bij dieper ademhalen doen ook de hulpademhalingsspieren mee, dat zijn spieren die van het hoofd en de schoudergordel naar de borstkas en van het bekken naar de borstkas lopen. Deze hulpademhalingsspieren dienen in normale omstandigheden voor het bewegen van hoofd en schouder. Wanneer echter het hoofd en de schoudergordel door andere spieren worden vastgezet, kunnen deze spieren de voorste einden van de ribben omhoog trekken en zo de werking van de buitenste tussenribspieren ondersteunen.

Voor verkleining van de borstinhoud dienen de binnenste tussenribspieren, die het vooreinde van de ribben omlaag trekken, welke beweging kan worden versterkt door de hulpspieren van de uitademing nl. de spieren die van het bekken naar de borstkas lopen. Bovendien is bij het verkleinen van het borstkasvolume (uitademing) het elastische weefsel dat zich als fijne vezeltjes in de alveolairwanden bevindt, van het grootste belang: een gezonde long heeft altijd de neiging om samen te vallen, hetgeen wordt voorkomen door een onderdruk in de longholte. Verliest het elastische weefsel aan functie, dan worden de longen steeds groter en wordt de uitademing steeds moeilijker (longemfyseem).

Transplantatie van een gedeelte van een long, of van beide longen tegelijk, wordt nog zelden toegepast. Een van de grote problemen is dat het getransplanteerde longgedeelte de autonome zenuwregulatie mist (reflexen), die van levensbelang zijn voor de patiënt. Wanneer de hoestreflex in een longgedeelte ontbreekt, gaat dat deel snel te gronde aan verstopping door slijm, gevolgd door infectie en versterf.

< >