eigenlijk: John Griffith, Amerikaans schrijver, *12.1.1876 San Francisco, ♱(zelfm.?) 12. 11.1916 Glen Ellen (Californië). London had een moeilijke jeugd en verliet de school op 14-jarige leeftijd.
Daarna werkte hij o.a. als zeeman, en zwierf op vrachttreinen door de hele VS. In 1897 ging hij naar Alaska, om goud te zoeken, maar keerde het volgende jaar ontmoedigd terug. Inmiddels had hij Darwin, Marx en Nietzsche gelezen en uit de boeken die hij, terug uit Alaska begon te schrijven, spreekt duidelijk de invloed van hun ideeën. London ziet het leven meestal als een strijd om te overleven in een vijandige wereld waarin het individu ondergeschikt is aan de krachten waarover hij geen controle heeft. Door voortdurende geldnood werd London een veelschrijver en zijn werk is als gevolg daarvan erg ongelijk van kwaliteit. Zijn beste boeken zijn die over de wildernis en zijn autobiografische romans.
Werken: romans over de wildernis: Call of the wild (1903), White fang (1906), Buming daylight (1910); autobiografisch: The road (1907), Martin Eden (1909), John Barleycorn (1913); ander proza: The sea wolf (1904), Moonface (1907), The iron heel (1908; een profetisch boek over de opkomst van het fascisme). Uitgave: Letters front J. London, door K.Hendricks en I.Shepard (1965).
LITT. J.London, J.London and his times (1939; herdr. 1968); R.O`Connor, J.London: a biography (1964); E.Labor, J.London (1974); J.I.McClintock, White logic: J.London`s short stories (1975); T. Eyck, J.London (1976).