[Fr.j, v./m. (-en), vergrootglas; m.n. een in een montuur gevat vergrootglas; (oneig.) iets onder de nemen, het van naderbij beschouwen.
Een loep is een instrument om kleine voorwerpen met het oog vergroot waar te nemen. In beginsel is het een positieve lens die van een voorwerp binnen brandpuntsafstand geplaatst een vergroot (virtueel) beeld ontwerpt dat door het oog wordt waargenomen (afb.). Het oog van de waarnemer krijgt de indruk dat de lichtstralen afkomstig zijn van een ver achter de loep gelegen punt, waar het beeld van het voorwerp is gesitueerd; het verschijnt vergroot omdat de hoek waaronder het voorwerp gezien wordt ondanks een afstandtoename niet is afgenomen, maar even groot is gebleven. Men kan met behulp van een loep een voorwerp ongewoon dicht naderen en toch een scherp beeld ontvangen. Door een juiste keuze van de plaats van het voorwerp, even binnen de brandpuntsafstand, kan men het beeld op een afstand achter de loep krijgen, waarbij het gemakkelijk kan worden waargenomen. Men kan het voorwerp ook juist in het brandpunt van de loep plaatsen.
De uittredende stralen zijn dan evenwijdig, en het beeld komt in het oneindige. Bij langdurig werken is deze methode te verkiezen, omdat waarneming in het oneindige bij een normaal oog geen inspanning van de ooglens vergt.
loep. Stralengang door een loep waarbij het voorwerp (de vette pijl) net binnen het brandpunt van de loep geplaatst is (b.v. achromatisch-aplanatische loep). De vergroting van de in de handel voorkomende loepen is zeer verschillend, de sterkste vergroting bedraagt ongeveer 25 maal.