David, (sinds 1944) graaf Lloyd George of Dwyfor, Engels staatsman, *17.1.1863 Manchester, ♱26.3.1945 Ty Newydd (Wales); zoon van een onderwijzer. Lloyd George was een Wels nationalist.
In 1890 werd hij lid van het Lagerhuis, waar hij behoorde tot de linkervleugel van de liberalen. Tijdens de Boerenoorlog (1899-1902) voerde hij felle oppositie tegen minister van Koloniën J. Chamberlain. In 1905 werd hij minister van Handel, in 1908 minister van Financiën. In het nationale kabinet tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij minister van Munitie en vervolgens (1916) minister van Oorlog. Eind 1916 werd Lloyd George premier; hij organiseerde toen het war cabinet als de centrale dagelijkse oorlogsleiding, streefde naar goede betrekkingen met de vakbonden en betrok de eerste ministers van de dominions bij het beleid.
Op de Vredesconferentie van Parijs weigerde Lloyd George de anti-Duitse politiek van Clémenceau te steunen. Een regeling van het Ierse vraagstuk werd acuut in 1921. Lloyd George begon besprekingen met de Ierse leiders, die in dec. 1921 resulteerden in de oprichting van de Ierse Vrijstaat (als dominion). Deze en andere concessies kostten hem echter de steun van de conservatieven aan zijn regering; hij trad in okt. 1922 af. In het Lagerhuis werd Lloyd George in 1926 als opvolger van zijn rivaal H.Asquith leider van de liberale fractie. In 1931 scheidde hij zich van de liberale partij af (tot 1935).
Werken: War memoirs (6 dln. 1933-36), The truth about reparations and war-debts (1932), Memoirs of the Peace Conference (2 dln. 1939).
LITT. R.Lloyd George, Lloyd George (1960); J. Grigg, The young Lloyd George (1973); C.J.Wrigley, D.Lloyd George and the Brit. labour movement (1976); W.R.D.George, The making of Lloyd George (1976).