het streven naar liturgische vernieuwing zoals zich dat in de 20e eeuw op onderscheiden maar verwante wijze in de Rooms-Katholieke Kerk en in de diverse protestantse kerken manifesteert.
De liturgische beweging in de Rooms-Katholieke Kerk wil de liturgie weer maken tot een aangelegenheid van de gemeenschap. Men streeft ernaar om (met behoud van de authentieke liturgische tradities) de kortsluiting tussen liturgie en leven te doorbreken. Centra van de liturgische beweging waren m.n. vele benedictijnenkloosters, o.a. Keizersberg, Beuron, Maria Laach, Solesmes.
In het protestantisme was de liturgische beweging vanaf het begin een streven naar herstel van een in verval geraakte eredienst; naar een sterke aandacht voor het element van de aanbidding; naar een herstel van verloren gegane elementen uit de vroeg-reformatorische tijd dan wel de vroegchristelijke tijd. Voorlopers van de protestantse liturgische beweging in Nederland zijn J.H.Gunning J.Hz., A. Kuyper (Onze eredienst, 1911) en J.H.Gerretsen (Liturgie, 1911). Na de Eerste Wereldoorlog werd de Liturgische Kring gesticht, die geleid werd door G.van der Leeuw. Doel werd meer en meer een herstel van het sacrament van het avondmaal als het centrale gebeuren in de eredienst. In 1941 bood de Kring een vrijwel volledige Orde van den Eredienst aan de Nederlandse Hervormde Kerk aan.
Langzamerhand vond ook een liturgisch ontwaken in vrijzinnige kring plaats. Tegen de liturgische beweging bestond echter in bewust protestantse kringen ook grote weerstand, liturgische formulieren.
LITT. A.Verheul, De taak van de lit. beweging in onze tijd (1953); J.Lescrauwaet, De lit. beweging onder de Ned. hervormden in oecumenisch perspectief (1957); W.Barnard, Huis, tuin en keuken (1966); Liturgische oriëntatie na Vaticanum II (1970); B.Botte, Le mouvement liturgique (1974).