v./ m. (-golven), een van de golven die in luchtstromen kunnen ontstaan aan de lijzijde van bergen.
Lijgolven komen vooral voor bij een stabiele verticale opbouw van de atmosfeer, wanneer de windrichting loodrecht op de bergkam staat en naar boven toe weinig of niet verandert, terwijl de windsnelheid met de hoogte toeneemt. De lijgolven houden verband met het verschijnsel föhn. De lucht die tegen de bergrug is omhooggestuwd, raakt na het passeren daarvan in een golfbeweging, die tot ver boven de bergrug waarneembaar is. Lijgolven zijn staande golven, die zich niet of nauwelijks verplaatsen ten opzichte van het aardoppervlak. De golflengte varieert in evenredigheid met de windsnelheid van 8-50 km. In de stijgende takken van de golven komen stijgsnelheden voor tot ca. 10 m/sec.
In vochtige luchtlagen ontstaan in de golftoppen lensof visvormige wolken van het altocumulustype (altocumulus lenticularis, golfwolken). De wolkenbanken worden in de stijgende tak van de golf gevormd en lossen in de dalende tak weer op. De lucht stroomt dus door zon golfwolk heen, terwijl de wolk zelf vanaf de aarde gezien vrijwel stilstaat. De amplitude van lijgolven neemt af met de afstand tot het gebergte. De sterk dalende luchtbewegingen, die in de dalende takken van lijgolven voorkomen, leveren gevaar op voor de luchtvaart. Onder de golftoppen ontstaan soms in de lage niveaus krachtige lijwervels met horizontale as (rotoren) en aan de voorzijde vaak een zeer gevaarlijke turbulentie (remous).