v./m., periodieke geldelijke uitkering, gewoonlijk levenslang: zijn geld op zetten, aan een verzekeringsmaatschappij geven tegen een jaarlijkse vaste uitkering zolang men leeft.
Bij lijfrente onderscheidt men: de dadelijk ingaande rente, de uitgestelde rente (b.v. ingaande op iemands 65e jaar, pensioen) en de overlevingsrente (b.v. rente aan iemand levenslang uit te keren na overlijden van een ander). De lijfrente behoort tot de levensverzekering in ruimere zin. Zij kan worden gevestigd bij overeenkomst, bij testament of bij wet. De vestiging van een lijfrente bij akte van schenking of bij testament kan geschieden met het beding dat de uitkering niet vatbaar is voor beslag. Wordt de lijfrente door een beding ten behoeve van een derde in het leven geroepen, dan geldt hij voor deze als schenking.
Een lijfrente gebaseerd op een arbeidsovereenkomst of op een publiekrechtelijke regeling noemt men pensioen. De uitkeringen zijn onderworpen aan inkomstenbelasting.