dunne laag, vrijwel steeds bestaande uit een bindmiddel met een uiterst fijn verdeeld lichtgevoelige stof die een verandering ondergaat indien er licht op inwerkt. De laag kan op vaste materialen van velerlei aard zijn aangebracht.
In de chromaatfotografie (o.a. toegepast bij de vervaardiging van clichés) waarbij een chromaat of bichromaat opgenomen is in gelatine e.d. bereikt men door inwerking van sterk actinisch licht dat de gelatine onoplosbaar wordt in water, zodat b.v. een metalen ondergrond op de gewenste plaatsen beschermd kan worden tegen etsende vloeistoffen, terwijl de onbeschermde plaatsen een verdieping krijgen. In de documentreproduktie maakt men gebruik van de lichtgevoeligheid van diazoniumzouten in alkalisch milieu, om na belichting een positief kleurstofbeeld te doen ontstaan (diazotypie). Verreweg het belangrijkste is de toepassing van de lichtgevoeligheid van een aantal zilverzouten, m.n. de zilverhalogeniden, waarvan zilverbromide de hoogste gevoeligheid blijkt te bezitten, zilverchloride een lagere en zilverjodide de geringste. Als bindmiddel wordt meestal gelatine toegepast. De laag wordt gegoten door op de ondergrond (meestal geprepareerd met een hechtlaag van gelatine, die bij papieren nog weer voorzien is van helderwit bariet) een mengsel aan te brengen, bestaande uit in water opgeloste gelatine (door iets verhoogde temperatuur in vloeibare toestand) met daarin gesuspendeerde zilverhalogeniden. Men noemt dit foutief een emulsie.
Aan de emulsie zijn voorts verschillende stoffen toegevoegd om de eigenschappen te verbeteren, zoals sluierwerende stoffen, sensibilisatoren en stabilisatoren. De emulsie ondergaat een dubbel rijpingsproces alvorens zij wordt gegoten. Men onderscheidt a. fysische rijping, Ostwald-of voorrijping, waarbij de emulsie bij verhoogde temperatuur en een overmaat aan oplosbare halogeenzouten aan zichzelf overgelaten wordt (onder roeren), als gevolg waarvan de kleinste zilverhalogenidekristalletjes in aantal afnemen en grotere ontstaan; daarna laat men de emulsie stollen, perst haar tot strengen en spoelt grondig met water, smelt onder toevoeging van gelatine en chemische sensibilisatoren weer op en laat b. een tweede of chemische rijping plaats vinden, waarin ook de gelatine zelf in de reacties deelneemt bij de vorming van gevoeligheidcentra (Gurney-Mott-theorie).lVoor negatief emulsies gebruikt men zilverbromide, waaraan gewoonlijk ook geringe hoeveelheden van de andere halogeniden en m.n. zilverjodide toegevoegd zijn. Vergrotingspapieren bezitten een zilverbromide-emulsie of een mengsel van zilverchloride en zilverbromide (chlorobromide-papieren, de gevoeligheid ligt iets lager). Contactafdrukpapieren en laaggevoelig diapositiefmateriaal plegen als lichtgevoelige stof zilverchloride te bevatten. De droge emulsielaag heeft (voor negatiefemulsies) een dikte van 10-25 μm, de korrels hebben bij hoge lichtgevoeligheid afmetingen van 1,5—2 μm.
Het fijnstkorrelig materiaal heeft afmetingen van 0,30,5 p.m, maar is dan ook minder lichtgevoelig. Normale negatiefemulsies bevatten ca. 1,5 mg/cm2 zilver.
De gevoeligheid voor alle kleuren van het spectrum (kleurgevoeligheid) wordt bereikt door toevoeging van daarvoor geschikte sensibilisatiekleurstoffen. De gradatie kan men regelen door menging van zilverhalogenidekorrels van verschillende grootte, de algemene gevoeligheid door de gemiddelde grootte van de korrels en door de chemische narijping.
Bij negatieffilms zijn drie soorten te onderscheiden:
1.de dunnelaagfilm met extreem fijne korrels voor een maximale beeldscherpte;
2. de normale enkellaagfilm;
3. de dubbellaagfilm, met een ongevoeliger emulsie (onderste) en een zeer gevoelige (de bovenste) waarmee een grotere belichtingsspeelruimte bereikt wordt, zodat ook bij enigszins foutieve belichting nog een af drukbaar negatief ontstaat. Ter bescherming tegen mechanische beschadigingen giet men over de emulsielaag nog een laagje blanke gelatine. Bij lichtgevoelige lagen die zijn aangebracht op een transparante drager, dient vermeden te worden dat het door die laag gedrongen licht aan de achterzijde teruggekaatst wordt en de lichtgevoelige lagen opnieuw bereikt, waardoor halo ontstaat, zie antihalo.