Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lichtgevend organisme

betekenis & definitie

dierlijk of plantaardig organisme, dat in staat is licht uit te zenden. Lichtgevende dieren.

Vele dieren bezitten het vermogen om licht te geven; onder alle diergroepen, behalve bij amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren, komen lichtende vormen voor. Bij mariene eencellige dieren is het een gewoon verschijnsel, b.v. de zeevonk, Noctiluca miliaris, een zweepdiertje in de Noordzee, verantwoordelijk voor het lichten van de zee. Maar ook vele kwallen, manteldieren, kreeftachtigen, wormen, inktvissen, zeesterren, vissen, enz. geven licht; vooral bij diepzeevormen komt het zeer veel voor.Lichtgevende vissen komen voor o.a. onder de doornhaai, grootbekpaling, lantaarnvissen, lichtend sprotje en verwanten, hengelvissen, de kustof rifvormen kardinaalvis en paddevissen. Bij de landdieren zijn het vooral de insekten die lichten: glimwormen, vuurvliegen enz. In de meeste gevallen wordt het licht geproduceerd door lichtgevende schimmels of bacteriën (lichtbacteriën) waarmee de dieren in symbiose leven. Het lichtverschijnsel ontstaat bij oxidatie van bijzondere stoffen, b.v. luciferine; aanwezigheid van zuurstof is dus noodzakelijk (luciferase).

Soms duurt het lichten korter of langer onafgebroken voort; soms treedt het pas op, wanneer de dieren onder de invloed van bepaalde prikkels staan, b.v. bij de zeevonk in de golfslag. Veelal staan de lichtorganen onder invloed van het zenuwstelsel. De warmteontwikkeling is zo gering dat zij niet kan worden aangetoond. Bij eencellige dieren is het lichtvermogen niet aan bijzondere structuren gebonden, wat wel het geval is bij meercellige dieren. Soms zijn dit klieren, die een lichtgevend secreet afscheiden; dikwijls ook komen min of meer gecompliceerde lichtgevende organen voor, die op allerlei verschillende delen van de dieren geplaatst kunnen zijn.

De betekenis van het lichten is in vele gevallen niet op te helderen. Wanneer bijzondere, soms zeer samengestelde lichtorganen optreden, vaak voorzien van een lensachtige structuur (condensor) en reflectoren (afb.), dan hebben deze ongetwijfeld biologische betekenis. Men kan denken aan het lokken van buit, waarbij dan de mogelijkheid dat vijanden evenzeer worden aangetrokken geneutraliseerd zou moeten zijn. Verder aan verlichting van de omgeving, b.v. bij diepzeedieren, die in volslagen duister leven (m.n. de lichtorganen aan de kop). De talrijke lichtorganen, die bij vele diepzeevissen en inktvissen over de romp verspreid zijn, zouden als herkenningsteken voor de soort kunnen fungeren, of tevens (b.v. in de paartijd) voor het geslacht (glimwormen). In sommige gevallen wordt het lichten vermoedelijk als afschrik- of vluchtmiddel gebruikt: er zijn verschillende diepzeevissen die een wolk lichtgevend secreet kunnen uitspuiten, waarin (of waarachter) zij zich op soortgelijke wijze zouden kunnen verbergen als vluchtende inktvissen in hun wolk van inkt.

Niet met lichtgeven te verwarren is het verschijnsel van het lichten van de ogen, dat men b.v. bij katten en talrijke andere nachtdieren kan waarnemen. Dit verschijnsel berust op terugkaatsing van invallend licht door een reflecterende laag achter het netvlies (tapetum lucidum), die een speciale aanpassing van deze dieren vormt aan het zien in zwak licht, nl. de lichtstralen treffen tweemaal de lichtgevoelige elementen. In volslagen duisternis treedt dit soort oplichten dan ook niet op.

Lichtgevende planten komen voor onder de schimmels en bacteriën. Lichtgevende schimmels groeien dikwijls in afstervend hout, waardoor dit s nachts een zwak licht verspreidt; in Nederland en België is de honingzwam meestal de oorzaak hiervan. Lichtende bacteriën treft men vrijwel altijd aan op dode zeevis, die enkele dagen koel is bewaard, soms ook op vlees. Het lichtgeven treedt in al deze gevallen op als ademhaling mogelijk is en houdt op, zodra zuurstof onttrokken wordt. Vandaar dat men lichtgevende bacteriën als reagens op zuurstof kan gebruiken.

< >