Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lexicologie

betekenis & definitie

v., leer omtrent de ordening van een taalschat volgens wetenschappelijke beginselen.

De lexicologie bestudeert de woordenschat van een taal in haar niet-systematisch aspect. Zij staat daardoor tegenover de morfologie, die juist onderzoekt in hoeverre en hoe de woordenschat is gesystematiseerd. De lexicologie tracht de algemene beginselen te bepalen volgens welke de lexicograaf, de vervaardiger van woordenlijsten of woordenboeken, te werk behoort te gaan. Men kan de term lexicologie tegenover de lexicografie stellen als de algemene theoretische beginselstudie tegenover de meer concrete en begrensde activiteit van het schrijven van een woordenboek. In de praktijk van het wetenschappelijk onderzoek zal de lexicoloog ook lexicograaf zijn en omgekeerd. Velen hechten daarom weinig betekenis aan het onderscheid tussen lexicologie en lexicografie.

Het centrale probleem van de lexicografie is de vraag in hoeverre en op welke wijze de woorden van een taal naar hun betekenis zijn gestructureerd, en voorts hoe men de betekenis moet beschrijven. Lexicografie en semantiek zijn derhalve eveneens nauw verbonden. Genoemde vragen worden binnen de taalkunde zeer uiteenlopend beantwoord. Sommige taalkundigen wijzen op het dynamische karakter van de woordbetekenis en achten mede daarom vergaande structurering uitgesloten, andere daarentegen pogen, tot dusver zonder veel succes, alle betekenissen terug te voeren tot combinaties van een beperkt aantal semantische bouwstenen, daarbij rekeninghoudend met eventuele niet verder analyseerbare, idiomatische resten.

LITT. J.Katz en J.Fodor, The structure of a semantic theory (Language 39, 1963); D.L.Bolinger, The atomization of word-meaning (Language 41,1965); Mounin, Un champ sémantique (La Linguistique I, 1965); H.Geckeler, Strukturelle Semantik und Wortfeldtheorie (1971); L.Zgusta, Manual of lexicography (1971).

< >