[Lat. levir, zwager], o., (ook: leviraatshuwelijk, zwagerhuwelijk), huwelijk waarbij een weduwe trouwt met een broer van haar overleden man.
In sommige maatschappijen is het leviraat een recht, vaker een plicht. In veel gevallen komt slechts een jongere broer van de overledene voor zo’n huwelijk in aanmerking (junior-leviraat). Soms gelden de kinderen die uit een leviraat worden geboren als de kinderen van de overleden man; in dit geval wordt wel van geestenhuwelijk gesproken. Het leviraat wordt aangetroffen bij volken van zeer verschillend cultuurniveau. Ook in het oude Israël (Deut.25,5) was het leviraat gebruikelijk wanneer een man gestorven was zonder een zoon na te laten. In het sefardisch jodendom bleef dit praktijk tot 1950, toen het leviraat door het opperrabbinaat te Jeruzalem verboden werd.