Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Levinas, Emmanuel

betekenis & definitie

Frans filosoof, *30.12.1905 Kaunas (Litouwen); van joods Pools–Russische afkomst. Na de Russische Revolutie kwam Levinas in Duitsland, waar hij te Freiburg de fenomenologie van Husserl en Heidegger leerde kennen, die hij in Frankrijk zou introduceren.

In 1947 werd hij directeur van de École Normale Israélite te Parijs. Sinds 1957 gaf hij voordrachten over de talmoed, in 1964 werd hij hoogleraar te Poitiers, in 1967 te Nanterre. Reeds zijn Husserlstudie getuigt van een grote oorspronkelijkheid en van een eigen stellingname. Zijn kritiek op de Grieks-westerse filosofie (van Parmenides tot Heidegger) alsmede het radicaal nieuwe perspectief dat hij hier tegenover stelt, stempelen hem tot een denker die in het geheel van de Franse filosofie een eigen plaats inneemt. De verantwoordelijkheid voor de evennaaste wordt door hem verheven tot algemeen beginsel van intermenselijke relaties. Zijn studie De l’existence à l’existant tekent de weg waarlangs zijn filosoferen zich beweegt: van het abstracte naar het concrete, van de ontologie naar de metafysica, van de totaliteit naar het oneindige.

De hier gebruikte begrippen vormen de pijlers van zijn grote studie Totalité et infini, waarin hij zich scherp tegen Heidegger afzet. Hij benadrukt de prioriteit van het zijn tegenover het zijnde (Dasein). De ontologie van Heidegger is volgens Levinas de vrucht van een in de Westeuropese traditie al eeuwen gehuldigd machtsdenken, dat de prioriteit aan het ego geeft en dat opgesloten ligt in het begrip totaliteit (het gesloten systeem waarin de ander moet passen), waartegenover Levinas het begrip oneindig stelt: dit openbaart zich in het gelaat van de ander, waarin de waarheid verschijnt. Op dit ethisch a priori fundeert Levinas zijn geheel eigensoortige fenomenologie, zich beroepend o.m. op het kenmerkende van het jodendom en het oerchristendom, nl. dat de relatie tot God altijd via de (even)naaste verloopt. In zijn latere werken, o.a. in Autrement qu’être, waarin termen als nabijheid en plaatsvervanging (als de laatste zin van verantwoordelijkheid) een centrale rol spelen, krijgt de passiviteit van het subject sterker reliëf; de eigenlijke dimensie van het subject treedt in de plaatsvervanging aan het licht.Werken: La théorie de l’intuition dans la phénoménologie de Husserl (1930), De l’existence à l’existant (1947), En découvrant l’existence avec Husserl et Heidegger (1949), Totalité et infini (1961), Difficile liberté. Essays sur le judaïsme (1963), Quatres lectures talmudiques (1968), Humanisme de l’autre homme (1972), Autrement qu’être ou au-delà de l’essence (1974), Sur Maurice Blanchot (1976), Noms propres (1976).

LITT. E.Wyschorod, E.Levinas (1974); A.Peperzak, Het menselijk gelaat (4e dr. 1976); L.Bouckaert, E.Levinas (1976); R.Bakker, Gesch. van het fenomenol. denken (5e dr. 1977); T.de Boer, Tussen filosofie en profetie (1977).

< >