Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

leverbot

betekenis & definitie

m. (-ten), Fasciola hepatica, een parasitaire platworm, die behoort tot de zuigwormen (Trematoda) en die m.n. in de galgangen van schapen en andere zoogdieren voorkomt.

De leverbot is lancetvormig met smal vooreinde en twee zuignappen. Met de buikzuignap houdt de leverbot zich vast, de mondzuignap dient voor de voedselopname. Enkele soorten komen voor in de galgangen van zoogdieren, vooral bij schapen, en veroorzaken een leverziekte, bekend als ongans. De levenscyclus is ingewikkeld. Alleen als de bevruchte eieren met de feces van de gastheer in het water terechtkomen, komen er larfjes (miracidia) uit. Deze larven zijn met trilharen bekleed en moeten binnendringen in een waterslak, Galba truncatula of Lymnaea ovata.

In de lever of middendarmklier groeien zij uit tot zakvormige dieren, die zich ongeslachtelijk vermeerderen. Zo ontstaan kleine leverbotten (cercariën). Deze verlaten de slak, zwemmen enige tijd rond en hechten zich dan aan een plant vast. Hier kunnen zij als cyste een lange rusttijd doormaken. Worden nu dergelijke waterplanten met de geëncysteerde larven door b.v. een schaap gegeten, dan ontwikkelen zich, nadat de wand van de cyste in de maag is opgelost, in de darm de jonge leverbotten die hun hulsel verlaten en door de galbuizen naar de lever trekken om daar volwassen te worden. Ook bij de mens kan de leverbot voorkomen na het kauwen op grasspriete.

< >