(Fr.: Louvain), Belg. gemeente en arrondissementshoofdplaats in de prov. Brabant, 48 km2, 89 800 inw.
In het centrum van Leuven neemt de bevolking af, doordat velen naar de rand van de stadtrekken. Er wordt gependeld naar de Brusselse agglomeratie. Leuven heeft zich door de havenactiviteiten (vismarkt) op het eindpunt van de bevaarbare Dijle (overslag) en de rivierovergang van de route Rijnland-Vlaanderen commercieel kunnen ontwikkelen. Door de aanwezigheid van de universiteit is Leuven altijd sterk gericht geweest op de dienstverlening. Daarnaast vervult de stad een belangrijke regionale functie, die zich uitstrekt tot de Zuiderkempen en de grens van de Brusselse agglomeratie. Reeds in 1150 kreeg Leuven een marktprivilege.
Met de toevoeging van enige gemeenten in de omgeving is in Leuven de industrie een grotere plaats gaan innemen. Aan het Kanaal naar de Rupel, dat Leuven met de Schelde verbindt, heeft zich de meeste nijverheid gevestigd. De industrie omvat bierbrouwerijen en andere drankfabrieken, bouwnijverheid, textiel- en voedingsmiddelen-, schoenen-, tabaksindustrie en grafische nijverheid. Leuven is een knooppunt van wegen en spoorlijnen. De handel vindt m.n. plaats in het centrum van de stad: de Oude Markt, en de Grote Markt. De wijken rond het oude centrum vertonen een sterke sociale differentiatie.Ca. 120 religieuze instituten zijn in Leuven gevestigd, waaronder het Paridaensinstituut.
Maar het totale stadsbeeld wordt beheerst door de universiteit, die oorspronkelijk gegroepeerd lag in de omgeving van het College van Dale (16e eeuw) en de Universiteitsbibliotheek (in neorenaissance stijl herbouwd in 1924), maar zich steeds meer verspreidt, vooral over Heverlee. In 1968 werd de universiteit gesplitst in de Nederlandstalige Katholieke Universiteit Leuven en de Franstalige Université Catholique de Louvain, gevestigd in Waals-Brabant in Ottignies-Louvain-la-Neuve en te Sint-Lambrechts-Woluwe (faculteit der Geneeskunde). De universiteit werd in 1425 gesticht door paus Martinus V en Jan IV, hertog van Brabant. Zij is actief betrokken geweest bij de Contrareformatie en het jansenisme. Na de 16e eeuw kwam een periode van verval.
Tijdens het Directoire werd het instituut afgeschaft. In 1817 is de Universiteit van Leuven door Willem I tot rijksuniversiteit omgevormd, maar in 1834 werd zij weer een vrije, oudst bestaande katholieke universiteit. Na de Eerste en Tweede Wereldoorlog moest de Universiteitsbibliotheek gerestaureerd worden, nadat zij in vlammen was opgegaan (in 1940 verlies van 1 mln. boeken). Leuven heeft een overvloed aan bezienswaardige oude gebouwen. Vooral de kerkelijke bouwkunst is vertegenwoordigd, o.a. met de Sint-Pieterskerk in Brabantse hooggotiek (15e—16e eeuw), de Sint-Gertrudiskerk uit de 14e eeuw en de 11e-eeuwse romaanse toren van de Sint-Jakobskerk. Uit de 17e eeuw dateert de barokke Sint-Michielskerk.
Het stadhuis is in laatgotische stijl gebouwd (van 144859) door M.de Layens, die ook de Tafelronden op zijn naam heeft staan (1480—87). Het Groot-Begijnhof werd in 1230 gesticht, in 1962 door de universiteit gekocht en door restauratie bewoonbaar gemaakt. Op de Keizersberg stond het kasteel van Leuven, waar zich thans de benedictijnerabdij bevindt. In Heverlee ligt de premonstratenzerabdij Park (12e eeuw). Veel van de oude bouwwerken bevatten beeldhouwwerken, tapijten en glaswerk. LITT.
M.de Maesschalck, Fysionomisch-functionele indeling van Leuven (1970); M.Lemaitre, Bouwen door de eeuwen heen, arr. Leuven (1971); R. Aubert e.a., De universiteit Leuven 1425-1975 (1975); H.van der Haegen, Leuven 2000 (1976).
GESCHIEDENIS
Leuven ontstond in de 11e eeuw in de nabijheid van een burcht (waar nu het SintPietersgasthuis staat) en de Sint-Pieterskerk. In de 13e en 14e eeuw was Leuven de meest geïndustrialiseerde (lakennijverheid) en machtigste stad van Brabant: in 1161 werd een eerste wallengordel aangelegd, in de jaren 1356—60 volgde een tweede.
Begin 15e eeuw telde de bevolking ca. 20000 zielen. In de bloeiende nijverheids- en handelsstad ontstonden in de 14e eeuw bloedige twisten tussen werklieden en patriciërs. De woelingen in de 16e eeuw voltrokken de neergang van Leuven. De herinrichting van de universiteit begin 19e eeuw schonk de stad nieuw leven. De industriële revolutie betekende een nieuwe bloeiperiode. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de stad zwaar geteisterd, evenals tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de universiteitsbibliotheek, de Sint-Pieterskerk en de Halle werden verwoest.
In 1966 hadden ernstige ongeregeldheden op de universiteit plaats, die in 1968 leidden tot een splitsing. Op 1.1.1977 werd Leuven uitgebreid met Heverlee, Kessel-Lo, Wilsele en een deel van Korbeek-Lo en Herent.
LITT. E.Lousse, De Leuvensche universiteit tijdens den Tweeden Wereldoorlog (1947); R.Van Uytven, Stadsfinanciën en stadseconomie te Leuven tot het einde der XVIE eeuw (1961); G.van Houtte, Leuven in 1740, een crisisjaar (1964); T.Brulard en J.Henaux, De studentenbevolking, faktor van de econ. en soc. ontwikkeling van Leuven (1967).