v./m. (-sen),
1. onderricht, onderwijs: in de muziek, in het tekenen geven; nemen, krijgen, hebben enz.; hij praatte gedurig onder de les, terwijl er onderwijs gegeven werd;
2. cursus: de lessen aan de rijkslandbouwschool;
3. iets dat onderwezen wordt: de lessen van de historie;
4. gedeelte van een leerstof; wat opgegeven wordt om te leren: een les op geven, leren; zijn les opzeggen, opdreunen; zijn kennen, ook fig. voor: weten wat men zeggen moet in bepaalde omstandigheden;
5. onderricht omtrent de wijze waarop men zich moet gedragen; voorschrift,
vermaning: iemand een les voorhouden, iemand de les lezen; (gew.) iemand de les spellen, de les lezen.