v./m., (ook: leontiasis, melaatsheid, ziekte van Hansen), een chronische infectieziekte die vooral huid en zenuwen aantast en tot ernstige misvormingen aanleiding kan geven.
De voornaamste kenmerken van de lepra zijn:
1. huidafwijkingen in de vorm van rode vlekken, knobbels en ontkleuringen, die gepaard gaan met vermindering van het gevoel;
2. ontstekingen van de zenuwen van vooral hals, armen en benen. De voornaamste vormen van lepra zijn de lepromateuse (L-) en de tuberculoïde (T-)vorm. Bij de L-vorm kunnen in uitstrijkpreparaten van de aangetaste huid de leprabacteriën worden aangetoond. Het lichaam heeft bij de L-vorm weinig afweer; de prognose was vroeger altijd slecht. Typisch is het optreden van knobbels in het gezicht en de oorlellen, waardoor de facies leonina (leeuwengezicht) ontstaat (leontiasis). Op den duur kunnen ernstige verminkingen ontstaan.
Bij de T-vorm treden behalve huidafwijkingen ook zenuwaandoeningen op, waarbij ernstige verlammingen en atrofie van de spieren van vooral handen en voeten kunnen ontstaan. In de huid worden geen bacteriën aangetroffen. Deze vorm kan als niet besmettelijk worden beschouwd.
Lepra wordt veroorzaakt door Mycobacterium leprae, in 1871 door G.H.A.Hansen (*1841, ♱1912) ontdekt. Deze bacterie vertoont veel overeenkomst met de tuberkelbacterie (Mycobacterium). De besmetting wordt bevorderd door nauw contact, slechte hygiëne en ongunstige voedingstoestanden. Kinderen zijn gevoeliger dan volwassenen. Men schat dat het tijdsverloop tussen besmetting en optreden van de eerste symptomen tussen2-10 jaar ligt.
Tot voor kort was de behandeling uitzichtloos. Men kende alleen de chaulmoogra-olie, gewonnen uit zaad van de Hydnocarpus, die soms wel enige verbetering gaf. Pas in 1948 bleek dat men in het chemotherapeuticum diaminodifenyl-sulfon (dds) en zijn derivaten een krachtig antilepramiddel in handen had. De prognose is hiermee zeer verbeterd. Het aantal zieken in de wereld is in de jaren 1966-76 echter niet afgenomen. Dit hangt nauw samen met de groei van de bevolking en met het feit dat DDS niet alle leprabacteriën tegelijkertijd vernietigt, zodat het middel soms levenslang moet worden ingenomen.
Bovendien blijkt de leprabacterie resistent te worden tegen DDS en andere sulfonen. De oorsprong van de lepra is niet bekend; uit de oudheid zijn beschrijvingen over, die doen vermoeden dat er toen al lepra voorkwam. Handelsbetrekkingen, oorlogen, volksverhuizingen, kruistochten en slavenhandel hebben de lepra over de gehele wereld verspreid. In de 16e eeuw waren er (geschat naar officiële gegevens) in Europa 19 000 leprozerieën, waarin ongetwijfeld talrijke patiënten verbleven die niet aan lepra leden. Deze patiënten leefden van bedelarij, werden door de gezonden geschuwd, en moesten hun komst door een klepper van verre aankondigen. In de 17e eeuw nam het aantal patiënten in Europa snel af.
Lepra komt tegenwoordig vooral voor in het gebied tussen 40° NBr. en 40° ZBr. (lepragordel). Azië, Afrika, Oceanië, Midden- en Zuid-Amerika vormen de vier grote haarden. In Europa is lepra nog endemisch in Portugal, Spanje, de Balkanlanden en West-Rusland. In Noorden West-Europa is de lepra vrijwel verdwenen. Het aantal leprapatiënten wordt geschat op 15-20 mln. In Nederland zijn ca. 700 patiënten, die allen in de tropen besmet zijn, in België slechts een tiental.
De profylaxe is van groot belang. Het opsluiten van leprapatiënten in leprozerieën vindt steeds meer tegenkanting en is meestal niet nodig. Vrijwillige isolatie in huis, naast het gezin, vindt steeds meer toepassing. Bevordering van de algemene hygiënische toestand is uiterst belangrijk.