[Lat. lemures], m. (mv.), bij de oude Romeinen de geesten van de afgestorvenen.
De goede lemuriën werden als laren vereerd, de kwade als larvae geschuwd. Op hun feest, de Lemuriën (Lat.: Lemuria), 9, 11 en 13 mei, trachtte men ze gunstig te stemmen door ze tegen middernacht zwarte bonen toe te werpen.