Ned. waterbouwkundige en staatsman, *23.9.1854 Amsterdam, ♱l4.1.1929 ‘s-Gravenhage. Lely studeerde te Delft.
Hij werd chef van het technisch onderzoek van de Zuiderzeevereniging (1885-91). Van 1891-94 was Lely minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Zijn ontwerp voor de droogmaking van de Zuiderzee werd door een staatscommissie goedgekeurd. Van 189497 was hij liberaal lid van de Tweede Kamer, van 1897-1901 minister van Waterstaat. In het bijzonder bevorderde hij toen de aanleg van lokaalspoor- en tramwegen. Nadat hij van 1902 05 gouverneur van Suriname was geweest, nam hij andermaal zitting in de Tweede Kamer (1905-10), daarna in de Eerste Kamer (1910-13).
Van 1913-18 was hij opnieuw minister van Waterstaat. Op 5.7.1918 verscheen zijn Wet tot Gedeeltelijke Droogmaking van de Zuiderzee in het Stb. Tot 1923 was hij lid van de Tweede Kamer. Aan Lely zijn te danken de oprichting van de Rijksverzekeringsbank en van de Staatsmijnen in Limburg. Lelystad is naar hem genoemd.
LITT. K.Jansma, Lely, de bedwinger der Zuiderzee (1949); W.Top, Ingenieur Lely (1974).