Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

lekespel

betekenis & definitie

[Du. Laienspiel], o.,

1. toneelspel waarbij niet het spel maar de uitdrukking van de levens- of wereldbeschouwing hoofdzaak is, uitgevoerd door een groep mensen die zich verbonden voelen door deze levens- of wereldbeschouwing;
2. (-spelen), toneelstuk speciaal geschreven voor opvoering door een groep mensen die zich verbonden voelen door een bepaalde wereldbeschouwing.

Het lekespel is eenvoudig van structuur en wordt opgevoerd door leden van een wereldbeschouwelijke organisatie of beweging, die door middel van dit spel hun levensovertuiging proberen over te dragen. In Nederland, België en Duitsland bloeide het lekespel zeer tijdens de opkomst van de socialistische en vrijzinnig-christelijke jeugdbeweging. Ook rooms-katholieke jeugdgroepen voerden lekespelen op. Van grote betekenis voor het lekespel zijn de spreek- en bewegingskoren, waarin de toehoorders hun eigen gevoelens en gedachten weerspiegeld moeten vinden.

Het lekespel moet niet verward worden met amateurtoneel, aangezien in het laatste van een gelijkgerichte wereldbeschouwing binnen de groep spelers geen sprake hoeft te zijn.

Bekende lekespelen: van H.Roland Holst, Kinderen van deze tijd (1930), De moeder (1931), het antioorlogsspel Wij willen niet (1932), De roep der stad (1933), Gedroomd gebeuren (1935); van W.Nieuwenhuis, Triomf der levenden (1931).

LITT. B.Albach, De regie van het lekespel (1947); H.Suèr en A.Sweers, Het spel der duizenden (1959); R.Mirbt, Der Barenreiter-Laienspiel-Berater (1965); P.Amtmann en H.Kaiser, Darstellendes Spiel (1966); P.Frantzen e.a., Laienspiel in der Weimarer Zeit (1969).

< >