een geslacht van parasitaire zweepdiertjes, waarvan diverse soorten berucht zijn als ziekteverwekkers bij de mens. Deze eencelligen leven in verschillende soorten cellen in hun (gewervelde) gastheren.
In dit stadium hebben zij geen zweephaar en voeden zich met de celinhoud. Zij planten zich voort door directe deling (mitose). Als de cel zodoende vol raakt, verspreiden zij zich naar andere cellen. Op deze wijze kunnen zij weefsels ernstig aantasten en ziekten veroorzaken. Verschillende soorten houden zich op in verschillende gastheren of verschillende lichaamsdelen, en veroorzaken dan ook een grote variatie van ziekteverschijnselen. Zo wordt de beruchte kala-azar of zwartwaterkoorts veroorzaakt door Leishmania donovani; hierbij worden vooral milt, lever en beenmerg aangetast.
Diverse andere soorten veroorzaken huidziekten (leishmaniasis), zweren en steenpuisten. De meeste zijn beperkt tot (sub)tropische gebieden.De parasieten worden naar andere gastheren overgebracht door kleine steekvliegen (Phlebotomus). In de wand van de einddarm van deze vliegen zet de parasiet zijn deling voort en gaat over in een vorm met een zweepdraad, waarmee hij zich actief kan verplaatsen. Wanneer de steekvlieg een groot aantal parasieten herbergt., verplaatsen deze zich naar de monddelen, die daardoor verstopt raken. Wanneer de vlieg zich wil voeden op de huid van een gewerveld dier (of de mens) moet zij eerst haar monddelen reinigen, waarbij zij de parasiet in deze nieuwe gastheer spuit.
Een probleem bij de bestrijding is de omstandigheid dat de meeste Leishmania-soorten niet specifiek zijn, en dus ook bij allerlei andere zoogdieren voorkomen, b.v. honden, vossen en knaagdieren, en dat parasieten die ook in zgn. reservoirgastheren voorkomen, bijzonder moeilijk zijn uit te roeien.