Oostduitse stad, hoofdstad van het gelijknamige Bezirk (district) (4966 km2, 1,5 mln. inw.), aan de Elster, 600000 inw. Van grote betekenis is de industrie, o.a. dank zij de nabijheid van grote bruinkoolvelden: metaalindustrie (landbouwwerktuigen, gasmotoren), lettergieterijen, fabriek voor instrumenten, textielindustrie, chemische industrie (etherische oliën), aardewerkindustrie, bedrijven die met de boeken muziekhandel in verband staan.
Het handelsverkeer is van veel betekenis. De beroemde Leipziger Messe (jaarbeurs) dateert al van de 13e eeuw. Leipzig was het centrum van de Duitse boekhandel (Buchhandlerhaus), maar heeft na de Tweede Wereldoorlog deze positie verloren aan Frankfort aan de Main. Spoorwegknooppunt, vliegveld. Ondanks de omvangrijke verwoesting uit de Tweede Wereldoorlog is het oorspronkelijke stratenpatroon nog herkenbaar; verschillende gebouwen zijn gerestaureerd (o.a. het oude raadhuis, de Beurs, de Sint-Thomaskerk). Centrum is de markt.
Rond de binnenstad liggen de woonwijken Gohlis en Möckern en de industriewijken Reudnitz en LeutzschLindenau en Schleussig. Naast de universiteit (1409; in 1952 herdoopt tot Karl Marx-universiteit) heeft Leipzig vele onderwijsinstellingen (verschillende vormen van kunstonderwijs, waaronder de Thomasschule).
GESCHIEDENIS
Leipzig, oorspronkelijk de Slavische burcht Libzi, kreeg ca. 1160 stadsrecht, en in 1409 een universiteit. Leipzig werd als handelsstad bekend door zijn jaarbeurs en was sinds de 17e eeuw het belangrijkste centrum van de Duitse boekhandel. In de 18e eeuw werd Leipzig tevens een belangrijk kunstcentrum. Te Leipzig werkten kunstenaars als J.S.Bach, F.Mendelssohn en R.Schumann. In 1813 vond de Volkerenslag bij Leipzig (16-19.10) plaats, waarbij Napoleon werd verslagen.
LITT. F.Behn, Stadtkernforschung in Leipzig (1960 en vlg.); R.G.Grabe, Leipzig (1965); H. Arndt (red.), Leipzig im 8 Jahrh. (1965).