Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Leeuwarden

betekenis & definitie

(Fries: Ljouwert),Ned. gemeente, hoofdstad van de prov. Friesland, 64,76 km2, 85 435 inw., 21 % n.h., 15 % geref., 10 %r.k., 12% overige en 42 % g. kerkg.

De gemeente omvat de stad Leeuwarden en de dorpen Goutum, Hempens, Lekkum, Miedum, Swichum, Teerns, Wirdum en Wijtgaard.Van de beroepsbevolking in Leeuwarden was in 1972 ongeveer 35 % werkzaam in de nijverheid en 63 % in de dienstensector. De voedings- en genotmiddelenindustrie en de metaalindustrie zijn van belang. Deze laatste bedrijfsklasse is vooral tot ontwikkeling gekomen in de jaren zestig, mede als gevolg van het aanwijzen van Leeuwarden als te stimuleren ontwikkelingskern. De stad is een regionaal koopcentrum en heeft een belangrijke functie op het gebied van onderwijs (voortgezet en voorbereidend hoger onderwijs, hoger onderwijs en de leergangen van de Fryske Akademy), cultuur (zetel van het Frysk Orkest), medische diensten en zakelijke dienstverlening (banken verzekeringswezen). Leeuwarden is het bestuurlijke hart van de prov. waar, behalve het provinciaal bestuur en de daaronder ressorterende provinciale diensten, ook bureaus van rijksdiensten en vergelijkbare instellingen, o.a. gerechtshof en enkele gedecentraliseerde PTTdiensten, zijn gevestigd. Ten noorden van de stad ligt een militair vliegveld.

De veemarkt, één der grootste van Nederland (1975 aanvoer van 336420 dieren) wordt sinds 1963 gehouden in de Frieslandhal (30000 m2). Door de suburbanisatie is de bevolkingsgroei van de stad Leeuwarden beperkt gebleven. Bezienswaardigheden: Kanselarij (1571), de in vroege renaissancestijl opgetrokken vm. zetel van het Hof van Friesland; de Waag, een renaissancegebouw uit het einde van de 16e eeuw; de Oldehove, een onvoltooide 40 m hoge scheve romp van een gotische toren uit 1529-32; het Coulonhûs, een patriciërshuis uit het begin van de 18e eeuw, thans zetel van de Fryske Akademy; stadhuis (1715); Grote of Jacobijnenkerk, merendeels 15e-eeuws, sedert 1588 de laatste rustplaats van de Friese stadhouders (in 1948 hersteld van vernielingen in 1795, de restauratie van de kerk kwam in 1976 gereed); Princessehof, thans Gemeentelijk Museum, met vermaarde keramische collecties; in de stad verder vele historische gevels en panden. Overige musea: Fries Museum met o.a. terpenvondsten, klederdrachten en ambachtskunst, Fries Letterkundig Museum, Pier Pander Museum (beeldhouwwerken), Fries Natuurhistorisch Museum.

LITT. J.Algera, Leeuwarden door de eeuwen heen (1935); Leeuwarden 1945-1965 (1965); W.Eekhoff, Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden (1846; facsimile herdruk 1967); Gemeente Leeuwarden, Structuurnota (1971).

GESCHIEDENIS

Leeuwarden ontstond uit de drie terpdorpen Oldehove, Nijenhove en Hoek aan de Middelzee. Het was in de 13e en begin 14e eeuw een belangrijke haven (in 1286 als Hanzestad vermeld). Na de dichtslibbing van de Middelzee (14e eeuw) werd Leeuwarden agrarische marktplaats en middelpunt van de Oostergo. De voornaamste kern, Nijenhove, werd in 1435 met Hoek en Oldehove verenigd.

Leeuwarden had in de 14e-15e eeuw ernstig te lijden van de strijd tussen Schieringers en Vetkopers. Vanaf 1504 was het feitelijk de hoofdstad van Friesland. Bij de nieuwe kerkelijke indeling van 1559 werd Leeuwarden bisschopszetel, waaraan in 1580, toen de stad tijdens de Tachtigjarige Oorlog definitief Staats werd, een einde kwam. Tijdens de Republiek behoorde Leeuwarden tot de elf steden die in de Staten van Friesland vertegenwoordigd waren. Van 1584-1747 resideerden er de Friese stadhouders uit het huis Nassau-Dietz. In de 18e eeuw was de stad een bolwerk van de patriotten.

Tussen 1820-40 werden de landen waterpoorten en de wallen geslecht. In de tweede helft van de 19e eeuw begon de uitbreiding van de stad buiten de oude vestinggracht. Leeuwarden had van de 17e—19e eeuw de grootste joodse vestiging in Noord-Nederland.

LITT. W.Eekhoff, Gesch. beschrijving van Leeuwarden van den vroegste tijd tot den jare 1846 (1846; herdr. 1967); H.M.Mensonides, Hist. wandeling door Leeuwarden (1957); H.W.Keikes, Och heden ja. Het stadsleven in Leeuwarden na 1890 (3 dln. 1965-72); H.W.Keikes, Leeuwarden bij gaslicht (1974).

< >