m. (-s),
1. iemand die anderen leert: Jezus, de grote leermeester;
2. iemand die onderricht geeft, al of niet aan een onderwijsinrichting; onderwijzer, onderwijzeres;
3. iemand die anderen in een vak opleidt;
4. iemand die in een vak van kunst of wetenschap volgelingen heeft.
In de godsdienstgeschiedenis bestaat er vaak een bijzondere verhouding tussen leermeester en leerling. In India kent men reeds van oudsher de leermeester bij wie de jongeling uit de hogere standen een tijd verbleef. Later kwamen in verschillende mystieke en filosofische scholen in het hindoeïsme en het boeddhisme, in mystieke kringen van de islam en in esoterische genootschappen de bijzondere relaties van meester en leerling tot uiting. De meester leidt en begeleidt de leerling zeer nauwgezet, kent diens mogelijkheden en begrenzingen en voert hem tot het meesterschap. De leerling is op zijn beurt absolute gehoorzaamheid, dienstbetoon en verering schuldig.
LITT. J.Wach, Meister und Jünger (1925).