v./m. (-magen), abomasum, de vierde of eigenlijke maag bij herkauwende dieren waarin de leb wordt afgescheiden.
De lebmaag heeft dezelfde structuur en functie als de enkelvoudige maag bij de andere zoogdieren. Bij pasgeboren herkauwers is de lebmaag het sterkst ontwikkeld en de opgenomen melk wordt via een buisvormige goot (slokdarmsleuf) rechtstreeks naar de lebmaag gevoerd, waar de melk door het in het maagsap aanwezige leb wordt gestremd.