[Du.], m.,
1. de omgeving die de levensvormen van de volken in sterke mate bepaalt;
2. (fig.) de ruimte die een mens nodig heeft om zich vrij te kunnen voelen.
Lebensraum is een grondbegrip van de geopolitiek, dat het eerst werd gebruikt door F.Ratzel in 1897. In 1901 publiceerde Ratzel Das Lebensraum, waarin hij de geschiedenis vooral interpreteerde als een strijd om de levensruimte. Vanuit die opvatting werd lebensraum een visie die typerend was voor het sociaal-darwinisme: zonder strijd en zonder expansie zou een natie door degeneratie worden bedreigd. Na de Eerste Wereldoorlog predikte Haushofer de lebensraumgedachte, die veel invloed uitoefende op Hitler. Het nationaal-socialisme werd vooral gekenmerkt door de doelstelling dat het Duitse rijk zich in Oost-Europa, m.n. ten koste van de USSR, lebensraum moest verschaffen.
LITT. A.Grabowsky, Raum, Staat und Geschichte (1960); G.Bakker, Duitse geopolitiek (diss. 1967);
Binion, Hitler amongst the Germans (1976).