Zuidned. ontdekkingsreiziger, *1585 Antwerpen, ♱dec. 1615 op zee; zoon van I. Le Maire.
Le Maire werd in 1615 door zijn vader voor de door deze gestichte Austraal-Compagnie met schipper Willem Cornelisz.Schouten met twee schepen, de Eendracht en de Hoorn, uitgezonden om het Onbekende Zuidland en een nieuwe doorvaart om Zuid-Amerika te zoeken, teneinde het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) (dat slechts sprak van vaart door Straat Magelhaes) te breken. Zij vonden begin 1616 ten zuiden van Vuurland een voordien onbekende straat en een kaap, die zij Straat Le Maire en Kaap Hoorn noemden; het eiland aan de andere zijde van deze straat kreeg de naam Stateneiland. Toen de Eendracht voor Jakarta was aangekomen (de Hoorn was voor de kust van Patagonië verbrand) liet J.P. Coen als president van de Raad van Indië beslag leggen op schip en lading wegens schending van het octrooi van de VOC. Le Maire werd met zijn opvarenden teruggestuurd naar Nederland, maar overleed tijdens de tocht. Zijn vader won voor de Hoge Raad het proces dat hij de VOC aandeed, maar het gebruik van de nieuwe zeeroute bleef verboden.
LITT. W.A.Engelbrecht en P.J.van Herwerden (red.), De ontdekkingsreis van J.Le Maire en W. C. Schouten (2 dln. 1948); H.delaFontaine Verwey, W. J.Blaeu en de reis van Le Maire en Schouten (in: Jaarb. Amstelodamum, 1971).
